In het autismeonderzoek zijn de afgelopen decennia
drie theoretische modellen ontstaan: de Theory of mind (ToM),
de weak central coherence theory (WCC) en de extreme
male Brain theory (EMBT). De eerst theorie - ToM - is vooral door
internationaal autisme expert prof. Simon Baron-Cohen bekend gewonden. Kinderen
krijgen een reeks plaatjes te zien: een jongen verstopt een speeltje in een
kastje en gaat buiten spelen. Zijn moeder pakt het speeltje en doet het in een ander
kastje. De vraag is waar gaat de jongen na het spelen kijken, (1) op de plek
waar hij het verstopt heeft, of (2) op de plek waar het nu ligt. Autistische
kinderen zouden geen of minder theory of mind hebben en dus kiezen voor 2. Er
werd gesproken van een gestoord inlevingsvermogen.
De tweede theorie, WCC, stelt onder meer dat autisten
een slechtere common sense hebben, vooral op details gericht
zijn en niet of slecht in staat zijn om tussen de regels te lezen. Echter,
juist Baron-Cohen merkte in de loop van zijn carrière op dat mensen met autisme
ook erg goed konden worden in bepaalde zaken, waaronder analyseren en out of
the box denken, en begon autisme meer en meer te zien als een
"andersheid", een variant, in plaats van een stoornis. Daarmee bekritiseerde
hij niet alleen de WCC (sommige autisten kunnen juist heel goed het grote
geheel leren zien), maar ook zijn eigen ToM: autisten doen er wellicht langer
over om zich in te leven in standpunten van anderen, maar kunnen het soms juist
extreem goed (formeel) leren toepassen. Hij kwam met een nieuwe theorie: de
extreme male Brain theory.
Autisten zouden vooral goed zijn in eigenschappen die
vaak met een cognitief mannelijke oriëntatie op de wereld worden geassocieerd:
analyse, formeel denken, in objectrelaties ipv in sociale relaties denken
(hiërarchisch in plaats van relationeel). Een onderzoek uitgevoerd door de Vu
en de NVA laat zien dat van de zwaarst getroffen groep autisten - de 19% die
zonder werk of enige andere structurele daginvulling de hele dag op een bank
zit - maar liefst 43% een boven gemiddeld IQ heeft (115 of hoger); bijna 20%
scoort hoogbegaafd (130 of hoger). Dit lijkt de theorie van Baron-Cohen te
ondersteunen, een extreem gespecialiseerd brein, dat in "dagelijks
gebruik" niet zonder meer bruikbaar is en dus tot handicap kan leiden.
High tech bedrijven hebben de superspecialisten ontdekt, en hebben bijvoorbeeld
top-autisten in dienst die ze faciliteren door alles waar behoefte aan is of
waar lacunes liggen over te nemen (huishouden, boodschappen, etc). De experts
kunnen doen waar ze goed in zijn, zoals slimme algoritmes programmeren, nieuwe
oplossingen bedenken, fouten in code opsporen, hacken, etc. Er zijn zelfs
scholen die hoogbegaafde autisten opleiden tot programmeurs, en deze zijn
momenteel erg succesvol!
Toch is niet iedereen die een diagnose autisme
spectrum stoornis krijgt een nog niet ontdekt genie, of minstens een super
expert in de dop (een vermomde Formule 1 auto). ToM is, zoals gesteld, niet
voor niets sterk genuanceerd, terwijl sommige autistiforme experts juist
ingehuurd worden voor hun strong central coherence (bijvoorbeeld bij Google,
Microsoft en andere tech giganten als systeemontwerpers). Wel wordt er
vreselijk veel onderzoek gedaan naar autisme, en zijn er zeer veel
omstandigheden "ontdekt" die autisme in potentie kunnen
"oproepen": luchtvervuiling, een keizersnee, etc.
Hiermee wordt het tijd voor een nieuw kader. Kennelijk
is autistiform reageren (hyper focus, afsluiten, repetitief en stereotype
handelen, fascinaties die door de buitenwereld niet direct herkend worden) een
soort "default" stand, waarin ons denken en handelen (brein en
lichaam) terecht kan komen onder specifieke omstandigheden. Latent is het
default-mechanisme - vergelijk met een soort energie sparende stand op je
telefoon - bij iedereen aanwezig, maar bij sommige mensen is het makkelijker
te bereiken dan bij anderen. Bij een ernstige hoofdpijn, bijvoorbeeld, waarbij
je toch moet blijven functioneren, zullen veel mensen autistiforme kenmerken
vertonen, maar dan van tijdelijke aard. Omstandigheden kunnen meer en minder
tijdelijk zijn (een kind dat door bijvoorbeeld ruzies thuis op school achterop
raakt en meer en meer overvraagd wordt). Het default-mechanisme is dan bedoeld
om met minder energie (belasting) te kunnen overleven. Sommige mensen zullen
wellicht eerder in de "default-stand" komen dan anderen. Een beetje
zoals kwik al bij kamertemperatuur vloeibaar is, terwijl ijzer tot een paar
duizend graden moet worden verhit om dezelfde vloeistof dynamische
eigenschappen te tonen.
In het "default-mechanisme" idee, kunnen tal
van factoren de switch bewerkstelligen. Zo kan luchtvervuiling, darmflora,
genetica of een keizersnee er toe leiden dat er in de ontwikkeling makkelijker
naar het default-mechanisme wordt geswitcht. Een gevoeligheid voor autisme, of
minimaal autistiforme episodes. Want wie zegt dat het autistiforme gedrag niet
een tijdelijk antwoord kan zijn van het
organisme op (te hoge) vereisten (zoals bij migraine)? Hoewel het de
ontwikkelingsuitkomsten vaak zal beperken, kan autisme onder gunstige
omstandigheden een enorme impuls geven aan de ontwikkeling, althans minstens op
bepaalde gebieden. Er is dus sprake van differentiële gevoeligheid! Wat we
zeker weten, is dat autistiforme kinderen en volwassenen anders leren dan
neurotypische mensen, en dus succes of falen veel meer van hulp/steun vanuit de
omgeving (thuis, school) afhankelijk zijn. Hier ligt een grote uitdaging voor
de opvoedings- en opleidingspraktijk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten