vrijdag 7 september 2018

Default-mechanisme

In het autismeonderzoek zijn de afgelopen decennia drie theoretische modellen ontstaan: de Theory of mind (ToM), de weak central coherence theory (WCC) en de extreme male Brain theory (EMBT). De eerst theorie - ToM - is vooral door internationaal autisme expert prof. Simon Baron-Cohen bekend gewonden. Kinderen krijgen een reeks plaatjes te zien: een jongen verstopt een speeltje in een kastje en gaat buiten spelen. Zijn moeder pakt het speeltje en doet het in een ander kastje. De vraag is waar gaat de jongen na het spelen kijken, (1) op de plek waar hij het verstopt heeft, of (2) op de plek waar het nu ligt. Autistische kinderen zouden geen of minder theory of mind hebben en dus kiezen voor 2. Er werd gesproken van een gestoord inlevingsvermogen.

De tweede theorie, WCC, stelt onder meer dat autisten een slechtere common sense hebben, vooral op details gericht zijn en niet of slecht in staat zijn om tussen de regels te lezen. Echter, juist Baron-Cohen merkte in de loop van zijn carrière op dat mensen met autisme ook erg goed konden worden in bepaalde zaken, waaronder analyseren en out of the box denken, en begon autisme meer en meer te zien als een "andersheid", een variant, in plaats van een stoornis. Daarmee bekritiseerde hij niet alleen de WCC (sommige autisten kunnen juist heel goed het grote geheel leren zien), maar ook zijn eigen ToM: autisten doen er wellicht langer over om zich in te leven in standpunten van anderen, maar kunnen het soms juist extreem goed (formeel) leren toepassen. Hij kwam met een nieuwe theorie: de extreme male Brain theory.

Autisten zouden vooral goed zijn in eigenschappen die vaak met een cognitief mannelijke oriëntatie op de wereld worden geassocieerd: analyse, formeel denken, in objectrelaties ipv in sociale relaties denken (hiërarchisch in plaats van relationeel). Een onderzoek uitgevoerd door de Vu en de NVA laat zien dat van de zwaarst getroffen groep autisten - de 19% die zonder werk of enige andere structurele daginvulling de hele dag op een bank zit - maar liefst 43% een boven gemiddeld IQ heeft (115 of hoger); bijna 20% scoort hoogbegaafd (130 of hoger). Dit lijkt de theorie van Baron-Cohen te ondersteunen, een extreem gespecialiseerd brein, dat in "dagelijks gebruik" niet zonder meer bruikbaar is en dus tot handicap kan leiden. High tech bedrijven hebben de superspecialisten ontdekt, en hebben bijvoorbeeld top-autisten in dienst die ze faciliteren door alles waar behoefte aan is of waar lacunes liggen over te nemen (huishouden, boodschappen, etc). De experts kunnen doen waar ze goed in zijn, zoals slimme algoritmes programmeren, nieuwe oplossingen bedenken, fouten in code opsporen, hacken, etc. Er zijn zelfs scholen die hoogbegaafde autisten opleiden tot programmeurs, en deze zijn momenteel erg succesvol!

Toch is niet iedereen die een diagnose autisme spectrum stoornis krijgt een nog niet ontdekt genie, of minstens een super expert in de dop (een vermomde Formule 1 auto). ToM is, zoals gesteld, niet voor niets sterk genuanceerd, terwijl sommige autistiforme experts juist ingehuurd worden voor hun strong central coherence (bijvoorbeeld bij Google, Microsoft en andere tech giganten als systeemontwerpers). Wel wordt er vreselijk veel onderzoek gedaan naar autisme, en zijn er zeer veel omstandigheden "ontdekt" die autisme in potentie kunnen "oproepen": luchtvervuiling, een keizersnee, etc.

Hiermee wordt het tijd voor een nieuw kader. Kennelijk is autistiform reageren (hyper focus, afsluiten, repetitief en stereotype handelen, fascinaties die door de buitenwereld niet direct herkend worden) een soort "default" stand, waarin ons denken en handelen (brein en lichaam) terecht kan komen onder specifieke omstandigheden. Latent is het default-mechanisme - vergelijk met een soort energie sparende stand op je telefoon -  bij iedereen aanwezig, maar bij sommige mensen is het makkelijker te bereiken dan bij anderen. Bij een ernstige hoofdpijn, bijvoorbeeld, waarbij je toch moet blijven functioneren, zullen veel mensen autistiforme kenmerken vertonen, maar dan van tijdelijke aard. Omstandigheden kunnen meer en minder tijdelijk zijn (een kind dat door bijvoorbeeld ruzies thuis op school achterop raakt en meer en meer overvraagd wordt). Het default-mechanisme is dan bedoeld om met minder energie (belasting) te kunnen overleven. Sommige mensen zullen wellicht eerder in de "default-stand" komen dan anderen. Een beetje zoals kwik al bij kamertemperatuur vloeibaar is, terwijl ijzer tot een paar duizend graden moet worden verhit om dezelfde vloeistof dynamische eigenschappen te tonen.

In het "default-mechanisme" idee, kunnen tal van factoren de switch bewerkstelligen. Zo kan luchtvervuiling, darmflora, genetica of een keizersnee er toe leiden dat er in de ontwikkeling makkelijker naar het default-mechanisme wordt geswitcht. Een gevoeligheid voor autisme, of minimaal autistiforme episodes. Want wie zegt dat het autistiforme gedrag niet een tijdelijk antwoord kan zijn van het organisme op (te hoge) vereisten (zoals bij migraine)? Hoewel het de ontwikkelingsuitkomsten vaak zal beperken, kan autisme onder gunstige omstandigheden een enorme impuls geven aan de ontwikkeling, althans minstens op bepaalde gebieden. Er is dus sprake van differentiële gevoeligheid! Wat we zeker weten, is dat autistiforme kinderen en volwassenen anders leren dan neurotypische mensen, en dus succes of falen veel meer van hulp/steun vanuit de omgeving (thuis, school) afhankelijk zijn. Hier ligt een grote uitdaging voor de opvoedings- en opleidingspraktijk!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...