donderdag 28 oktober 2021

Transities (1): Energie transitie, klimaat transitie, arbeidsmarkt transitie?

We staan er vaak niet bij stil, hoe ontzettend veel we de wereld moeten aanpassen om een technisch systeem ergens goed voor te kunnen inzetten. Neem een auto. Op de vraag “Is een auto sneller dan een mens” zegt iedereen " JA". 

Maar het ligt veel gecompliceerder. Een auto is überhaupt slechts tot mobiliteit in staat in de handen van een mens, of beter, een heel scala aan mensen uit zeer uiteenlopende disciplines: van werktuigkundig ingenieurs tot wegenbouwers, van MBA ’s tot marketeers, en van bestuurders tot passagiers. Onze wereld is volledig omgebouwd om auto's met al hun beperkingen te kunnen laten functioneren: netwerken van wegen, die continu vrij van kuilen of obstakels gehouden moeten worden, andere infrastructuren (tankstations, oplaadpalen en onderhoudsdiensten), etc. Kortom, slechts onder extreem goed aan automobiliteit aangepaste  omstandigheden – waarbij hele landen er voor kiezen om grote delen van hun land met grote investeringen geschikt te maken voor automobiliteit – , kan een auto worden gebruikt voor snelle verplaatsingen.

Automobiliteit is een dure keuze, maar dat zijn we ons meestal niet bewust. Met betrekking tot snelle mobiliteit zijn we wellicht nu te laat om drastisch andere keuzen te maken.

Met betrekking tot bijvoorbeeld Artificiële Intelligentie (AI) niet. We lezen vaak dat door AI straks computers slimmer zijn dan mensen. Net als met auto's geldt: niet sneller, niet slimmer, maar in een enorm goed voorgesorteerde wereld, kunnen algoritmes bepaalde menselijke deelfunctionaliteiten sneller en (schijnbaar) slimmer uitvoeren, uiteraard opnieuw uitsluitend in menselijke handen. Als mens kunnen we keuzen maken met betrekking tot de wereld van morgen. Willen we bijvoorbeeld in een wereld leven waarin schijnbaar autonome apparaten allemaal schijnbaar slimme dingen doen? Internationale samenwerking mbt automobiliteit is geweldig succesvol gebleven. Nu moeten we echter aan de bak richting duurzaamheid, richting transities.

We moeten gaan snappen dat wij - mensen, maar ook alle andere levende organismen - met het oog op AI net als bij automobiliteit uiteindelijk zullen moeten buigen voor de (virtuele) snelwegen die, om kunstmatige intelligentsia te kunnen inzetten, door de metaforische natuurlijke biotopen en bossen heen gelegd zijn. Ondertussen hebben we wel geleerd dat (ook nieuwe) technologie niet altijd de oplossing biedt; de problemen die we ons in het verleden op de hals hebben gehaald, bv met een luxeleven met snelle mobiliteit over grote afstanden, maken nu een klimaat- en milieutransitie uiterst noodzakelijk voor de toekomst van onze soort en planeet. Meer minder, minder meer, minder welvaart, meer welzijn, consuminderen!

Als je het cynisch bekijkt, zou je haast denken dat het voor een technisch systeem niet eens zo moeilijk is om slimmer te zijn dan Homo Sapiens. Waarschijnlijk is dit onnodig cynisme. Ja, we staan voor een aantal grote transitieopgaven, maar juist ons succes - zij het op de "verkeerde" snelwegen - hebben bewezen dat we dat kunnen. Volgende week ga ik dieper in op de vereiste transities.

In sneltreinvaart: als we van de fossiele brandstoffen af kunnen, en duurzame energie kunnen opwekken, bijvoorbeeld door natuurlijke bronnen te benutten (zon, wind), kunnen we onze toekomst (voorlopig) verduurzamen. Als we van de massale landbouw ten behoeve van de vleesindustrie af kunnen (omdat we niet perse met 8 miljard mensen als pure carnivoor kunnen leven!), kan enorm veel bos opnieuw ontstaan, en zo biodiversiteit worden teruggewonnen. Met de oceanen is men al heel goed bezig, in grote gebieden mag niet meer (continu) industrieel gevist worden, waardoor de diversiteit weer aan het toenemen is. In de rijke landen zien we de zogenoemde Forest Transition: met de opkomst van landbouw/industrialisatie/urbanisatie verdwijnt bos, op de toename aan welvaart volgt vervolgens uiteindelijk weer een netto toename van bos. Ook zien we de vergelijkbare Demographic Transition: op toename van de levensstandaard volgt bevolkingsgroei, die later stabiliseert en vervolgens licht krimpt. Een eerlijke verdeling van de welvaart over de wereldbevolking, alsmede een grote mate van (vrouwen)emancipatie, zijn voorwaardelijk voor deze transities, die noodzakelijk zijn om met 13 miljard mensen een duurzame toekomst te kunnen hebben op onze planeet. De transities kunnen slechts zeer ten dele aan de markt worden overgelaten: oneindige groei uit eindige middelen is onmogelijk. Volgende week betoog ik dat juist het recht op waardig werk een kentering kan betekenen (wordt vervolgd).

donderdag 21 oktober 2021

Uit de kunst, over ontsnapping aan “self-objectification”!

In de psychologische literatuur zien we de laatste 5 jaar een stijging in het aantal artikelen over de invloed van sociale media op het zelfbeeld, en zo wordt er bijvoorbeeld gesproken van het “self-objectification phenomenon” (Calogero et al., 2011), vaak vooral in verband gebracht met (jonge) vrouwen en meer en meer ook mannen. Er wordt gekeken naar schadelijke effecten (op het lichaamsbeeld, de ervaren kwaliteit van leven en mentale gezondheid) van blootstelling aan sexueel suggestieve en objectiverende content op de sociale media. In de filosofie is er echter al bijna 200 jaar belangstelling voor zelfobjectivering, zeker sinds de opkomst van de fotografie in het midden van de 19e eeuw, wanneer mensen hun beeld proberen los te koppelen van het fysieke bestaan. Tamelijk willekeurig beginnend met Nietzsche en via Kierkegaard, Heidegger, Arendt naar Dreyfus vinden we denkers die stellen dat ons kennen altijd belichaamd is (embodied cognition), terwijl Plato en later het christendom proberen het kwetsbare lichamelijke weg te denken. In 2001 schrijft Huber Dreyfus een boek over een derde poging in een dus lange traditie om het lichamelijke te overstijgen: On the internet, waarin het Internet opvoert als een technologische “enframing” van het zijn, doen en laten. Hij ziet (dan al!) grote gevaren, maar is niet louter negatief: "as long as we continue to affirm our bodies, the Net can be useful to us in spite of its tendency to offer the worst of a series of asymmetrical trade-offs: economy over efficiency in education, the virtual over the real in our relation to things and people, and anonymity over commitment in our lives” (Dreyfus 2001, pp106-107).

 

Of het nu het nieuwe blended leren betreft (“economy over efficiency”), of onze sociale media “vrienden” waar we graag waardering van ontvangen (“the virtual over the real in our relation to things and people”), of onze afstandsarbeidsmarkt en economie met thuiswerken en onlineshopping over de hele wereld (“anonymity over commitment in our lives”), voor een Argument Based-denker zoals Dreyfus waren deze risico’s van het internet al zichtbaar voordat het goed en wel begon! Dit is belangrijk om bij stil te staan. Zeker, we zien nu (ruim 1 decennia later) de evidentie verschijnen. Maar het (technologisch) nihilisme, waarin we in de nieuwste - internet/social-media variant – een geobjectiveerde versie van onszelf aan de wereld presenteren, is al veel en veel langer gaande. Denk aan IQ scores of, nog daarvoor, diploma’s, die een “bewijs” en liefst ook garantie zouden moeten geven dat jij in staat bent (in een subversie van de realiteit) jezelf te ontwikkelen - IQ, toelatingsexamens, etc. – of een gewenste bijdrage te leveren (naast diploma’s ook het portfolio, bv in de context van werk), of op z’n minst anderen niet in gevaar te brengen (bv een rijbewijs).

 

Bij elkaar vormen dergelijke abstracties een geobjectiveerde - ver-ding-de – versie van jezelf. Ze zijn dat echter niet; noch de verhalen die we elkaar en onszelf vertellen, noch de roem of rijkdom die we verwerven gelden als materiele verdubbelingen van onszelf. Hooguit gelden ze als niet materiele bron van zelfvertrouwen (of angst), of als materiele bron voor onze leefomstandigheden. Met het internet komt onze digitale tweeling zo veel makkelijker tot ontstaan. Het internet draagt in sneltreinvaart bij aan onze “technological enframing of being”: wij zijn onze foto’s, onze gelikete verdiensten, onze aanbevelingen, en helaas ook onze vergetelheid, ons niet gezien worden, onze non-existentie. Kortom, wij zijn ons virtueel dubbel. 

 

Digitale techniek maakt het zo makkelijk ons te laten screenen en in batches in de etalage te laten zetten, vaak onopgemerkt, op basis van de digitale kruimels die we bij zoekacties op het net of (dis)likes op de sociale media achterlaten, met daaraan toegevoegd onze “officiële” portfolio’s, diploma’s of erkende verdiensten. Maar … in ons menszijn zijn we allen zoveel meer dan onze foto’s, vaardigheden, handicaps, of de (klets)praatjes die anderen of wijzelf vertellen. Kortom, tijd om terug te keren naar een embodied existence, en digitalisering iets minder als vanzelf als de toekomst op te vatten. Weg van de schuwpest (prachtige term van Mellius), de angst voor het fysieke, we zijn allen uit de kunst! 

Calogero, R. M., Tantleff-Dunn, S. E., & Thompson, J. (2011). Self-objectification in women: Causes, consequences, and counteractions. American Psychological Association.

Dreyfus, H. L. (2001). On the Internet. Abingdon: Routledge

donderdag 14 oktober 2021

Time for a change?

Volgens de in 2017 overleden AI-filosoof Hubert Dreyfus kenmerkt onze tijd zich door technologisch nihilisme, zoals de tijd voor de verlichting gekenmerkt werd door Christelijke waarden (specifiek heiligen en zondaars) en bijvoorbeeld de Griekse tijd door helden en slaven. Hij stelt dat technologie tot nihilisme leidt, omdat het aanzet tot een fixatie op het beste uit alle mogelijkheden proberen te halen, en zo rusteloos continu trachten alles zo te manipuleren dat dit lukt, waarbij we “don’t get deeply involved into anything, staying at the level that we can manipulate everything” (interview https://www.youtube.com/watch?v=u_zNHOzDP7w). Nihilisme, waarbij we steeds passiever worden (meer consumerend dan producerend), al veel eerder mooi verwoord in The Present Age door Søren Kierkegaard in 1846: A revolutionary age is an age of action; ours is the age of advertisement and publicity. Nothing ever happens but there is immediate publicity everywhere. In the present age a rebellion is, of all things, the most unthinkable”. Markant in deze context is hoe in 2017 Hubert Dreyfus zijn eigen overlijden wereldkundig maakte in een tweet: “Reports of my demise are not exaggerated.”

Interessant is de kritiek op de systeemwereld, die bij Kierkegaard (opnieuw) begon en via grote denkers als Heidegger, Hannah Arendt en Habermas terecht komt bij Hubert Dreyfus en zijn broer Stuart (wiskundige en een grootheid op het gebied van neuronale netwerken), bijvoorbeeld in hun boek Mind over Machine (1987). Technologie, en nog breder, de systeemwereld, koloniseert de leefwereld van mensen, simplificeert mensen tot consumerende en manipuleerbare schakels in een economisch imperatief: oneindige groei uit eindige middelen. Nu lezen we bijvoorbeeld dat in onderzoek is bewezen dat Instagram bijdraagt aan het objectiveren van personen en dat de beelden op de sociale media worden geïnternaliseerd, waardoor de eigenwaarde en het zelfbeeld meer dan ooit worden gekoppeld uiterlijke verschijning (vooral bij jongeren). Nieuw onderzoek toont aan dat dit gemiddeld genomen leidt tot schaamte, angst, depressie en bijvoorbeeld eetstoornissen (Engeln et al., 2020). In de tijd van Kiekegaard werden de eerste foto’s gemaakt, en begon dus het objectiveren van het uiterlijk, nadat al enkele eeuwen spiegels mede waren begonnen bij te dragen aan het zelfbeeld (Jan Willem de Graaf: Beeltenis). Overigens goed om hier duidelijk te maken dat met dit systeemdenken niet bedoeld wordt het denken vanuit een dynamisch systeemmodel (zie mijn blogs hierover: Jan Willem de Graaf: De Brug (4, slot)). 

Het onderzoek van Engeln et al. laat ook zien dat zelfs de aanwezigheid van spiegels of een aan het uiterlijk gerelateerde ontvangen opmerking de cognitieve prestaties al doet afnemen, door een verminderd executief functioneren (aandacht gaat weg van leren naar je eigen positie tov anderen).

Helaas, juist nu we al deze kennis hebben – er is een nog steeds groeiend bestand aan peer-reviewed artikelen onder de noemer “social media induced depression” en “social media induced anxiety” - zou je verwachten dat bigtech bedrijven hun verantwoording nemen. Helaas is niets minder waar. Vandaag lezen we bv in de krant dat Netflix een mi smakeloze serie online heeft gezet, waarin mensen die door het systeem arm zijn geworden, de kans krijgen met het spelen van een kinderspelletje òf te winnen en uit hun schulden te kunnen komen, òf te verliezen en op brute wijze te worden vermoord, ter vermaak. Helaas was er een foutje met de leeftijdsgrensbepaling, Netflix had die op 12 jaar bepaald, waardoor in de UK en in Nederland al vreselijke naspeelpartijen zijn waargenomen onder kinderen. Het is tijd voor verandering.

We laten voor ons nageslacht een erfenis achter: een verminderde diversiteit en een uitgebuite planeet. Alsof het niet genoeg is, maken we miljoenen foto’s per dag die we in de cloud opslaan voor het nageslacht. Zelfs is er een nieuwe technologie die het brein volledig onbeschadigd bij het sterven voor duizenden jaren beloofd te kunnen bewaren, zodat toekomstige generaties alle gedachten in een computerwerkelijkheid zouden kunnen uploaden: Mind-uploading (Nectome). Als je dan niet gelukkig bent onder de kolonisatie van de systeemwereld – het technologisch nihilisme – hebben we in ieder geval een technologische hemel in het verschiet. Hubert Dreyfus zou veel meer gelezen moeten worden!

Engeln, R., Loach, R., Imundo, M. N., & Zola, A. (2020). Compared to Facebook, Instagram use causes more appearance comparison and lower body satisfaction in college women. Body Image, 34, 38-45.


donderdag 7 oktober 2021

Social impact, meer dan een “linkse hobby”! Beschouwing in aanloop tot de Eega-themadag!

Je hoort het vaak, je moet de arbeid niet om de toevallig beschikbare mensen heen organiseren. Laatst ging ik met twee van mijn dochters en partner naar de McDonalds. Hier zag ik hoe je de mensen rond de beschikbare nieuwe technologieën kunt organiseren. Waar ik vroeger het speciale McDonalds jargon oefende om waar ook ter wereld aan de balie de bestelling te kunnen doorgeven, begint de communicatie nu met de interactieve digitale bestelzuil. Je neemt vervolgens een standaardje met een nummer en traceerbare code mee naar een tafeltje naar keus en even later komt de medewerker (met oortjes in) de bestelling op je tafel zetten. Communicatie praktisch terug naar nul, wel een “significant hogere bestelwaarde” (1,5 volgens Diz, de leverancier van de zuilen).

Natuurlijk begrijp ik de voordelen van digitale bestelzuilen. Tevens weet ik dat McDonalds vanaf haar ontstaan in California in 1940 als handelsmerk snelle en efficiënte dienstverlening boven gezellige communicatie heeft gesteld en haar valt dan ook niets te verwijten. In 2013 waren er wereldwijd 35,429 McDonalds filialen met 440,000 medewerkers, in 2019 waren dat er 38,695 (toename ruim 9%) met nog “slechts” 205,000 medewerkers (afname ruim 48%, ondanks de toename van het aantal filialen!). Dus als mens – klant en medewerker – meer In The Loop (ITL), meer in “interactie” met machines, minder met medemensen/medewerkers.

De kwestie is hoe wij als samenleving willen dat ons recht op een menswaardig bestaan - waar het recht op arbeid een integraal onderdeel van vormt – wordt afgestemd op de behoeften van onze gemeenschap(pen). Twee aspecten, beide problematisch: (1) de behoeften en (2) de gemeenschap.

Eerst de behoeften. Wat zijn die behoeften? Is wat we door arbeid produceren, ook altijd wat we willen, of zouden moeten willen produceren? Moeten we bijvoorbeeld 3 miljoen poppetjes produceren om in een happy meal 3 seconden de aandacht van een kind te hebben? Wie bepaalt de behoeften? Iemand die geld ruikt? Innovatieve technieken? Technologische vooruitgang? Zo ja, wat is die “vooruitgang” dan, als het ons voortbestaan op aarde bedreigd? En dan aspect nummer 2: wat is een gemeenschap? Dit is een zeer ingewikkelde kwestie. Is zo’n gemeenschap nog wel te onderscheiden? Zo ja, is ze dan lokaal, door fysieke omheiningen gemarkeerd - plaatsen, provincies, regio’s, landen - of gaat het ook om virtuele gemeenschappen, zoals beroepsgroepen, of zelfs liefhebbers groepen op de sociale media? Wat betekenen grenzen nog in een geglobaliseerde wereld, waar smart technologie zo’n beetje iedere denkbare grens heeft vervaagd? Of zijn de grenzen ook niet vervaagd? Als we zien hoe asielzoekers bijvoorbeeld keihard tegen de “oude”(traditionele) grenzen aanlopen, dan zijn grenzen (nog steeds) sterk verweven met bezit. 

Maar terug naar arbeid. Is een bedrijf inclusief als het werk om menselijke kwaliteiten heen organiseert, of als het zoveel mogelijk mensen aan het werk zet, bijvoorbeeld ongeacht zeer zwakke verstandelijke vermogens? Ik zou zeggen het eerste, maar in praktijk gebeurt vooral het laatste: mensen organiseren rond machinaties, procedures, methodes, or regels en richtlijnen. Allemaal aan het grasmaaien op een voetbalveld. Misschien is het tijd om veel meer om mensen heen te gaan organiseren, en dus de grootschalige organisatie van arbeid langzaam maar zeker te transformeren naar mensenwerk op maat, gebaseerd op talenten. Want de persoon met een verstandelijke beperking kan wellicht uiterst zonnig een maaltijd serveren. En een genie heeft wellicht ook af en toe behoefte aan, simpelweg, het grasmaaien. Dus inclusieve arbeid draagt bij aan individuele menselijke behoeften tot het actualiseren van een zinvol sociaal en maatschappelijk geïntegreerd bestaan, hoewel we behoorlijk de weg kwijt zijn met betrekking tot wat dat zou kunnen/moeten zijn, wil het ook voor ons en onze planeet sustainable zijn! Hoe onmogelijk ook, het opstellen van behoeften op een mondiaal niveau, waarin zowel menswaardigheid als het voortbestaan van onze planeet (inclusief biodiversiteit) wordt vooropgesteld, is al lang niet meer alleen een “linkse hobby” voor een idealistisch bedrijfje dat social impact probeert te maken, het is een noodzaak voor iedere vorm van grootschalige menselijke bedrijvigheid!


vrijdag 1 oktober 2021

Uitersten

Onze wereld is er één van uitersten. Aan de ene kant leven enorm veel mensen in relatieve welvaart, en zijn we meer dan ooit tevoren losgekomen van rassendiscriminatie en vrouwenonderdrukking, ook al is er nog een weg te gaan om in een volledig geëmancipeerde wereld te leven. Aan de andere kant is het denken en daaruit voortkomende doen dat deze grote verdiensten hebben gebracht – economisch vrijdenken vanuit logisch-wetenschappelijke kaders – desastreus voor de planeet in termen van (bio)diversiteit, milieu en klimaat. Afgelopen vrijdag hield ik een lezing over (neuro) psychologie in relatie tot design, architectuur en styling, waarbij een van de aanwezigen opmerkte dat tegenwoordig zo’n beetje alle bebouwing inclusief bossen tegenwoordig ontworpen zijn, waarmee designers de belangrijkste functie is geworden van onze planeet. Hierin ligt feitelijk het probleem.

Ontwerpen zijn altijd vanuit een meer of minder specifiek perspectief, om één bepaald (type) probleem af te wenden. Echter, er zijn altijd oneindig veel denkbare overige perspectieven, waardoor er juist door de preoccupatie met het ontworpen perspectief, nieuwe problemen ontstaan vanuit één van deze, vaak niet op voorhand doordachte, overige perspectieven problemen. Dit geldt natuurlijk ook voor nieuwe omstandigheden die van nature ontstaan, die niet "ontworpen" zijn, waarin iets kan gedijen, zichzelf of iets anders uit balans kan brengen en zo verandering afdwingt, vaak door chaos (dynamische systemen). Soorten verschijnen en verdwijnen zo. Wat een soort is vanuit het ene perspectief, is bijvoorbeeld een ziektekiem vanuit een ander perspectief. In de natuur ontstaat bij de overgang van de ene in een andere balans chaos, waaruit altijd weer een nieuwe (tijdelijke) balans zal ontstaan. Als mens beschermen we ons tegen de natuur door techniek en accepteren we (logischerwijs) geen chaos (ziekte, kou, aanvallers) en grijpen we in door ontwerpen: jassen, vuur, speren en bijvoorbeeld ook door een vaccin te ontwerpen waarmee we een virus kunnen aanpakken dat een chaos aanricht in onze wereld.

Toch zijn we zeker niet beter dan de natuur in het herstellen van balans. Op bepaalde uiterlijke of karakter kenmerken ontworpen rashonden, bijvoorbeeld, blijken steevast gemiddeld genomen kwetsbaarder voor ziekten en kwalen dan bastaardhonden. Vanuit één perspectief kan een rashond optimaal zijn - groot, of sterk - maar er zijn altijd oneindig veel perspectieven die niet in het “design” zijn meegewogen. Innoveren om het innoveren is feitelijk vooral goed als oefening in perspectiefverandering, maar niet om uiteindelijk een ideaal perspectief op een ideale wereld te creëren. Zoals Richard Rorty (1932-2007) en Thomas Samual Kuhn (1922-1996) al stelden, is een perspectief onbestaanbaar waarmee boven alle andere perspectieven op de werkelijkheid uitgestegen kan worden. Er kan dus niet worden bepaald welk perspectief juist of waar is, ook in de natuurwetenschappen kunnen paradigma's alleen partijdig met elkaar worden vergeleken, waarmee ook de natuurwetenschap als maatschappelijk en cultureel fenomeen gezien moet worden, gelijkwaardig aan kunst en politiek. 

Dus ja, we hebben een wereld gecreëerd waarin heel veel mensen tegelijkertijd kunnen leven (7,2 % van alle mensen die ooit geleefd hebben leven nu!), in relatieve rijkdom. Juist door de massacommunicatie is ongelijkheid pijnlijk zichtbaar en zijn we meer dan ooit tevoren 1 mensheid aan het worden. Dat is natuurlijk enorm positief, maar we moeten tegelijkertijd bewustzijn opbouwen dat de weg naar dit menselijk succes – oneindige groei uit eindige middelen – logisch onhoudbaar is en zo’n beetje elke vorm van diversiteit (cultureel, biologisch) zo langzamerhand is gaan bedreigen. Dat is ingewikkeld, want we kunnen niet terug, maar kunnen eigenlijk zo ook niet verder. Een hele goede manier om tijd te kopen zou zijn wereldwijd stoppen met vleesconsumptie. Op dit moment is 96% van alle zoogdieren biomassa gerelateerd aan ons directe voortbestaan: mens = 36%, slachtvee (schapen, koeien en varkens) = 60%. Slechts 4 % is dus de massa van alle andere zoogdieren. Ecologische disbalans. Dus, optimistisch gesteld, er zijn grote verdiensten en grote zorgen!


Monopoly (SROI2)

Vorige week schreef ik over SROI en het bordspel “ Villagers ”. Mijn zwager wees mij op het beroemde spel Monopoly . De in 1866 geboren Amer...