vrijdag 30 november 2018

Saxion AMA ICAP 2018: Techniek en inclusiviteit

Op de International Conference on Applied Psychology mocht ik het slotwoord doen. Hier mijn (bijna) letterlijke tekst in het Nederlands vertaald:
Praktisch alles dat we doen, wordt op enigerlei wijze gemedieerd door technologie. Een menselijke wereld zonder technologie is bijna ondenkbaar. Geheel aangekleed wandelen we in onze schoenen op verharde wegen, in tientallen netjes verbonden goed gestructureerde infrastructuren: dorpen en steden. Technologie verkleint afstanden, overbrugt oceanen en verbindt continenten. Architectuur - gebouwen, meubels behoren tot technologie. Maar wat heeft technologie nu met diversiteit te maken?

Technologie "produceert" ongelijkheid in de mogelijkheden tot adaptatie en daarmee de discussie over diversiteit. Heel simpel, stel je voor dat verplaatsen alleen per voet kan plaatsvinden. Dan is het veel minder een probleem dat bijvoorbeeld een kind slecht of niet ziet, of hoort. Overreden kunnen worden door auto's of fietsen was niet aan de orde. Al doende kon het kind leren te navigeren op de zintuigsystemen die in tact waren, en wellicht zelfs extra aangescherpt zouden raken (compensatie strategieën).

Maar onze wereld is zo complex gemachineerd, dat er beslist geen speelruimte is voor mensen die net iets anders zijn. Dit geldt zeker ook voor kinderen die net iets anders - beter of juist slechter - leren dan andere kinderen. Het onderwijs is ingericht op het gemiddelde kind. In deze context is het een zeer uitdagende gedachte dat een kind dat het erg goed doet op school in zekere zin een erg gemiddeld kind is. Van de wieg tot het graf worden we ingelijfd in een complexe technologische context. Het onderwijs kan gezien worden als een high tech omgeving pur sang. Niet alleen staan de scholen bomvol met technologie, ook de methodieken die gehanteerd worden zijn als complexe menselijke constructies technologie.

Dus technologie geeft ons allen handen en voeten, en vleugels, letterlijk en figuurlijk. Ze beschermt ons en brengt ons in gevaar. Omdat ons handelen door technologie aan daadkracht toeneemt - een hamer is sterker dan een vuist, een auto is sneller dan wij ooit kunnen zijn - neemt de afstand tussen mensen die wel en niet mee kunnen komen in de adaptatie aan technologie ook toe. Arm en rijk in de wereld is voor een deel een kwestie van wel of geen gemakkelijke toegang hebben tot de meest vooruitstrevende technologie.

De kans op toevallige vondsten, serendipiteit, neemt af als we minder vrije speelruimte hebben. Tijdens het ICAP congres bij Saxion in Deventer, deed keynote spreker Alexander Grit een vurig pleidooi ter bevordering van serendipiteit. Maar al als kleine kinderen leren we met smart devices te presteren in voorgeprogrammeerde taken. We leren te werken voor creditpunten, voor highscores. Zelden kunnen we vrij exploreren, ontdekken, en aanrommelen. Vorige week sprak ik van de door technologie gestolen kindertijd. Maar jullie, het ICAP publiek, voornamelijk aankomend psychologen, staan voor sociale connectie. Voor een wereld die rijker wordt, als er meer kleuren geaccepteerd worden. Ook een wereld die, zoals keynote spreker Marcel Hurkens vurig bepleitte, neurodiversiteit niet als stoornis opvat, maar als noodzakelijke variatie in de menselijke psyche en cognitie; een noodzaak om vooruit te kunnen komen. Een wereld waarin, zoals keynote spreker Job van 't Veer naar voren bracht, toegepaste psychologen uitgaan van een diepgaand begrip van doelgroepen, en garanderen dat gebruikers als mede-ontwerpers betrokken zijn bij de ontwikkeling van nieuwe oplossingen die inclusiviteit ondersteunen.

De mens is als soort een sociaal wezen. Technologie biedt kansen om juist de door technologie ontstane kloven tussen mensen die wel en niet kunnen adapteren aan de standaard versies van technologie, te voorzien van speciaal toegeruste versies. Technologie voor slechtzienden, technologie om sociaal angstigen te helpen, technologie om doven toch te leren "verstaan". Er zijn vele mogelijkheden, en juist nu technologie via code in het talige domein is gekomen (programmeertaal), zijn er kansen voor toegepast psychologen om technologie te helpen ontwikkelen die bijdraagt aan een inclusieve samenleving. Na de drie geweldige Keynotes en veel prachtige workshops, hoop ik dat de studenten geïnspireerd zijn om de handschoen op te pakken. Immers, en dat werd tijdens het congres opnieuw zeer duidelijk, gedrag en technologie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Psychologen die technologie negeren - zowel in de problemen die door slechte adaptatie veroorzaakt worden, als in de mogelijkheden die ze biedt in het over beperkingen heen komen - ontnemen zichzelf een belangrijke toekomst. Wellicht vinden sommige studenten gedrag en technologie als vak nog niet zo interessant. Maar juist hier is ruimte voor serendipiteit, het is vreemd genoeg een nog grotendeels onontgonnen terrein. Aan jullie de uitdaging: maak de toekomst!

vrijdag 23 november 2018

Cat People (putting out the fire, 3, slot)

Van de week vertelde een collega van mijn vrouw dat haar briljante dochter op 17 jarige leeftijd alsnog vanuit de hoogste klas van het VWO thuis was komen te zitten. Het meisje heeft al revolutionaire nieuwe vezels uitgevonden, maar het gedwongen "binnen de lijntjes kleuren" had het ondertussen onmogelijk gemaakt om nog langer met haar docenten te kunnen communiceren. Op dat "binnen de lijntjes kleuren" ga ik in deze blog in.

Toen ik klein was, speelden alle kinderen dagelijks buiten, ook buiten het gezichtsveld van de ouders. Toegegeven, het ging ook wel eens mis. Zo herinner ik me een jongetje uit mijn buurt die bij zijn experimenten met de fiets ondersteboven een aantal vingers verloor. Ook herinner ik me een paar duikplank ongelukken bij het openluchtbad met zelfs een dwarslaesie ten gevolge. En toen we 11 a 12 waren begonnen we te experimenteren met oude Solexen en Sparta-matics, waarbij een jongetje uit mijn buurt het leven verloor toen hij met de zeer sterk opgevoerde brommer tegen een stilstaande bus botste. Maar het ging veel vaker goed en speelruimte was er, al was ik zelf wat dromerig en vaak op mezelf met mijn observaties en experimenten binnen bezig.

Laatst hoorde ik een collega verzuchten hoe hij als kind op een stil plekje uit een boom poepte, om een week later te onderzoeken wat er nog van over was. Al sinds de jaren zeventig stellen de economie en de samenleving mensen in staat zich ongeacht hun geslacht te mogen ontwikkelen en om via arbeid aán de samenleving te mogen bijdragen. Echter, daardoor is het toezicht op onze opgroeiende kinderen veranderd. Doordat kinderen al op jonge leeftijd aangetrokken worden door beeldschermen, spelcomputers, of IPads, zijn de kinderen met relatief weinig toezicht veilig. De verslavende werking van deze "smart" devices zorgt dat ze daar ook blijven. Gelukkig, toch?

Al jong "machineren" we onze kinderen hiermee. We houden onszelf voor dat ze op deze wijze spelenderwijze met (smart) technologie leren omgaan en dat is belangrijk, zo houden de hightech multinationals ons voor en in hun kielzog ook de politiek en het onderwijs. We willen het graag geloven; al ligt obesitas op de loer, binnen spelen is wel zo veilig. Hoewel ik als kind best een einzelgänger was, en ik dus constateer dat dat in deze tijd veel minder een probleem zou zijn, vind ik dit een zeer slechte ontwikkeling, die overigens al in de jaren tachtig (met de beschikbaarheid van video's en gameconsoles) begon.

Als kinderen leren om in de vooropgezette "probleemruimte" vooraf gedefinieerde handelingen te doen en daar punten voor te krijgen, is hun intrinsieke exploratiedrang getemperd. Het is als binnen de lijntjes kleuren, in plaats van vrij tekenen. En het wordt met het ouder worden niet beter, weet ik ondertussen. Ook in de hoogste klassen van het VWO plus, heb ik ervaren dat mijn kinderen "afgerekend" worden op of hun antwoord of uitwerking in de antwoordsleutel staat. Zo kan het gebeuren dat een briljant kind zoals de dochter van de collega van mijn vrouw uit de inleiding met haar origineel wiskundige denkvermogen stelsel-vergelijkingen foutloos op een geheel nieuwe wijze oplost, en toch met een 2,7 thuiskomt. De docent snapt na een paar uur puzzelen hoe het werkt en dat het inderdaad van briljant inzicht getuigt, maar twijfelt wat hij moet doen. Om haar inzicht te waarderen, moet hij nu buiten de lijntjes kleuren, en ook hij is een kind van ... de verloren kindertijd. Hij durft uiteindelijk de Rubrics te verlaten, het wordt een 10. Helaas komt er in de volgende klas een nieuwe docent die dat niet doet, en, zoals gezegd, zit het meisje nu thuis. Gelukkig heeft ze een diagnose (ASS), dus iedereen wast de handen in onschuld.

Ook bij de creatieve vakken gaat het meer en meer om nadoen. De Idols generatie, niet zelf iets mogen bedenken, maar iets na doen. En zoals ik elders liet zien, streamen we steeds minder verschillende artiesten, memes, en andere content in steeds grotere getale. Als dan de kunstdocenten aan de pubers vragen elkaars prestaties (meestal imitaties van een klein aantal superhits) te beoordelen, dan is dit meer een sociaal hiërarchisch spel, dan dat het iets met creativiteit te maken heeft. Niet voor niets zijn er zoveel coverbands, zoveel "revival" bands. We leren niet meer anders. Als een kind iets eigens maakt, is de kans groot dat het genadeloos wordt neergesabeld, net zo lang tot het kind aansluit, ook gaat imiteren, en netjes binnen de lijntjes gaat kleuren. Alleen sterke docenten durven dit te doorbreken, maar wat als dat niet in de Rubrics staat?

Toch snap ik niet dat we het gek vinden dat zoveel briljante kinderen vastlopen, en dat zoveel kinderen en jongvolwassenen die schijnbaar goed in de pas lopen, toch al jong "sleets raken", vermoeid, en in een burn out terecht komen. En de oplossing wordt vaak gezien in het inzetten van nog meer hulpverlening op nog jongere leeftijd, nog meer vroegdiagnostiek. Maar zolang we het probleem niet zien - waarin het ontnemen van vrije speelruimte (de door gemakzucht en (digitale) techniek gestolen kindertijd) een rol speelt - blijft ook dit "Putting out the fire with gasoline". Bah, Cat people!

vrijdag 16 november 2018

We're putting out the fire with gasoline (deel 2)

Toen ik tiener was, in de jaren 70, was popmuziek enorm populair. Één van de grote krachten was het verhaal dat rondom hitbands en popsterren werd verteld. Omdat er geen internet was, en de "serieuze" journalistiek zich er nauwelijks mee bezig hield - je had één of twee roddelpers tijdschriften - waren de verhalen als collectieve mythes vaak nog belangrijker dan de muziek. Anders gezegd, onze jeugdige verbeelding kon onbegrensd haar gang gaan en in mijn generatie leidde dat regelmatig tot het oprichten van eigen bands, of andere (artistieke) bedrijvigheid. Wij hielden van onze dromen, en van de bands die deze dromen voedde. Een van die bands was Queen.

Vorige week, één dag na de première, besloten mijn vrouw en ik naar de film Bohemien Rhapsody te gaan. Natuurlijk hadden we in onze "kwaliteitskranten" de tamelijk vernietigende recensies gelezen. Maar het was, ondanks een ruime 10 jaar leeftijdsverschil tussen ons, een band die onze jeugdige verbeelding enorm had gevoed. We waren erg vroeg bij de bioscoop, maar konden nog net 2 kaartjes in de allergrootste zaal bemachtigen. Toen we een uurtje later op onze stoelen zaten, viel op dat de zaal volstroomde met een publiek letterlijk van tieners tot tachtigers. Toen de film begonnen was, verdwenen alle negatieve recensies als sneeuw voor de zon, de film was meeslepend en fantastisch! Voor even waren we weer de kinderen die we ooit waren, met onze eigen verbeelding, en onze dromen. Toen de film afgelopen was ging iedereen staan en applaudisseren (iets dat ik zelden meemaak in de bioscoop). Nu, een paar weken later, lees ik dat er overal in het land nog steeds geapplaudisseerd wordt en alleen al in Nederland staat de Facebook pagina van Pathé vol met lofuitingen (vele duizenden). Hoezo een slechte film?

Hier is iets bijzonders aan de hand. In feite is het fake news de eerste journalistieke reactie op de film zelf. Het "echte" nieuws is dat er een film is gemaakt die zo is opgebouwd dat meerdere generaties meegesleept en bewogen worden en dat de film zoals zoveel films vrijelijk gebaseerd is op een waar gebeurde geschiedenis. Het is geen documentaire, maar topentertainment. Toch zette deze kwestie me aan het denken. Want tegenwoordig zijn de "feiten" en daarmee "de waarheid" doordat we overal camera's hebben en iedere beweging, uitspraak of (publiek) optreden van een "celebrity" wel ergens gefilmd en gepost wordt, onontkoombaar. Nauwelijks plaats voor verbeelding, laat staan voor mythevorming. Het probleem zit in het gelijkstellen van feiten met "waarheid". Newton, bijvoorbeeld, zou nooit tot zijn diepe kennis zijn gekomen als hij niet voorbij de feiten naar samenhangen had gekeken. Net als veel eerder Aristoteles en vele anderen. Feiten zijn er nooit genoeg, als je beter kijkt zijn er altijd wel weer nieuwe feiten. Moderne informatie en communicatie techniek (ICT) heeft de wereld schijnbaar transparant gemaakt, maar juist in deze tijd is "fake news" zo'n groot thema geworden.

De reden is dat we allemaal mensen zijn, ook journalisten en recensenten. Mensen zijn verhalende organismen, allen hebben we onze mythen en via mythen zijn we aan elkaar verbonden (religie is van religare, verbinden). Het is een illusie dat wij feiten in de plaats van verhalen kunnen plaatsen, alhoewel feiten wel een plaats hebben in verhalen: data (feiten), informatie, kennis, wijsheid. Op het niveau van kennis en nog meer op het niveau van wijsheid, spelen feiten geen directe rol meer. En ondanks camera's op elke straathoek, afluisterapparatuur en slimme zoekalgoritmes die de vele digitale kruimels die we allemaal achterlaten op het internet analyseren, zijn er altijd veel meer feiten die onzichtbaar blijven. Het risico van ICT techniek is dat het de verbeelding doodt, dat het een schijnwerkelijkheid van feitelijkheid creëert. Mensen hebben verhalen nodig, ze reageren vanuit kennis, niet vanuit data, die zoals gezegd, altijd beperkt voor handen is. De honger naar steeds meer sensoren, camera's en data om iets van onze wereld te begrijpen is opnieuw een vorm van .... Putting out the fire with gasoline! Onze honger naar kennis wordt gestild door onze verbeelding uit te schakelen, met als gevolg... nog meer behoefte aan kennis. Dat onze collectieve verhalen ook fout kunnen zijn, laten de recensies in de "kwaliteitskranten" met betrekking tot Bohemien Rhapsody zien, toch? Waardeloos kopte het Parool net na de première. Dat maar weinig mensen deze mening delen, is ondertussen een feit: de film trekt alleen al in Nederland een record aantal bezoekers, ondanks wat achteraf gezien fake news bleek van de journalistiek zelf! Ook journalisten vertrekken vanuit hun mythes...

vrijdag 9 november 2018

Putting out the fire with gasoline (deel 1)

Onbegrensdheid leidt tot ... nog meer onbegrensdheid. Met name digitale technieken hebben ons in staat gesteld haast onbegrensd te kunnen genieten van muziek, literatuur en communicatie met elkaar. Voor beeld, geluid en bestanden worden zelfs de grootste afstanden op de planeet in enkele milliseconden overbrugd via het World wilde web (en satellieten). Iedereen heeft op zijn/haar smartphone een camera met een resolutie waar nog geen twintig jaar geleden Hollywood cameramensen jaloers op zouden zijn. Digitale verbinding zou in principe veel minder belastend en dus duurzamer zijn dan reizen. Boeken lezen van een scherm veel minder belastend dan boeken printen, en muziek via mp3 veel minder belastend dan via vinyl. Maar is dat ook zo?

Helaas is het omgekeerde waar. "We're putting out the fire with gasoline". We reizen nu meer kilometers per persoon per jaar, dan ooit tevoren. Doordat mensen bijvoorbeeld door digitale technieken vanuit overal kunnen werken, ook thuis, is de afstand tussen wonen en werken tot op zekere hoogte irrelevant geworden. Maar de behoefte om soms echt bij elkaar te zijn, lijkt juist daardoor alleen maar te zijn toegenomen. Schaarste voedt de behoefte. En doordat contacten per digitale snelweg net zo snel tussen de woonkamer en de eerste verdieping in hetzelfde pand in Groningen worden gelegd, als tussen Groningen en Australië, ontstaan er ook behoeften aan fysiek contact over grotere afstanden. Het aantal vliegtuigpassagiers is de afgelopen 10 jaar meer dan verdubbeld. Ook in het hoger onderwijs stimuleren wij onze studenten om buitenland ervaring op te doen. Met andere woorden, digitale techniek heeft de wereld kleiner gemaakt, waardoor de onbegrensde contacten die daarmee gelegd worden een nieuw verdienmodel vormen voor de reisindustrie. Betere verbinding, bijvoorbeeld beeld en geluid (FaceTime) in plaats van alleen geluid, stimuleert alleen de reisbehoefte. Nogmaals, we're putting out the fire wit gasoline...

Hoewel het bewustzijnsniveau is gegroeid dat ons gedrag op termijn onhoudbaar is - zelfs Trump lijkt niet langer te ontkennen - doen we er niets aan. In tegendeel, politiek - gegijzeld door populisme en publieke ontkenning - bediend zich van korte termijn leuzen voor korte termijn erkenning. Bijvoorbeeld, meer geld voor techniekonderwijs. Techniek moet de oplossing brengen, maar meer techniek leidt tot nog toe steevast tot meer problemen, als Pandora's Box: voor iedere korte termijn oplossing van een probleem, krijgen we op termijn 10 nog grotere problemen erbij. Wetenschap blijft in een ivoren toren en politieke partijen, zelfs de groene, babbelen vrolijk mee over beter onderwijs en meer groen in de stad, maar lijken het al te hebben opgegeven dat er een weg terug is. Zoals gezegd, meer geld voor techniekonderwijs en onderzoek, zodat de wetenschap efficiëntere energietransitie mogelijk maakt, is het beste wat ik in de programma's lees. "Is this the World we created", zingt Freddy Mercury steeds hoorbaarder in mijn hoofd, ondertussen al bijna 30 jaar na zijn overlijden.

Onbegrensd gedrag. Sociale wetenschappers, psychologen, wat doen we eraan? In de krant lees ik vanochtend dat een vrachtwagenchauffeur een stuurfout maakt en in een benarde situatie overlijdt, op de A58. Kilometers file achter het ongeluk. Tientallen mensen hebben hun auto verlaten om met de camera op hun Smart Phone te filmen hoe het slachtoffer wordt gereanimeerd en alsnog sterft. In Hollywood kwaliteit. De agent die de mensen hierop aan sprak kreeg te horen dat "hij zich met z'n eigen moest bemoeien". Iedere vorm van respect is verdwenen. Grenzeloosheid is het resultaat van onbegrensde beschikbaarheid, onbegrensde techniek. Opnieuw het refrein: we're putting out the fire ... En onze overheden lijken met het oog op behoud van politiek draagvlak de problemen vooral voor zich uit te schuiven en reserveren jaarlijks miljarden voor ontwikkeling van techniek.

Een tegenbeweging is zeker ook zichtbaar. Mensen die zelf de grenzen opzoeken, matigen, muziek op vinyl in plaats van op mp3, vegetarisme, yoga, etc. Maar alsjeblieft politici, geef ons niet op. En collega's in de wetenschap, laten we met man en macht helpen, zodat er voor onze kinderen en kleinkinderen ook nog een wereld is! Dan bedoel ik niet helpen door bijvoorbeeld in een Dan Brown/Hollywood scenario een virus te ontwerpen dat minimaal 80% van de mensheid onvruchtbaar maakt, zodat er een culturele bosbrand ontstaat en de planeet en de drastisch uitgedunde mensheid weer honderden jaren de tijd krijgt om "op adem te komen". Het op z'n beloop laten - dat lijkt de huidige "keus" - lijkt weinig anders dan de techniek stimulatie die politiek wijdverbreid is: de "natuur" weet uiteindelijk ook onze onbegrensdheid te keren. Maar, kunnen we echt niet beter? (Wordt vervolgd)

vrijdag 2 november 2018

Waar het echt om gaat...

Waarom gaan jongeren psychologie studeren? Tezamen met geneeskunde en rechten is psychologie al jaren een van de meest gekozen studies. Anders dan bij bv geneeskunde, haken bij psychologie zeer veel studenten tijdens het eerste jaar weer af. Waarom? Ik herinner me nog de grote teleurstelling bij medestudenten om me heen: Is dit nu psychologie? Een heleboel onderzoeksfeitjes die buiten de context van het concreet uitgevoerde onderzoek of experiment volkomen nietszeggend lijken, en een heleboel statistiekonderwijs, om de data te kunnen "masseren" in de verwachte of gewenste richting. Dit ging over iedereen in het algemeen, maar zelden of nooit over iemand in het bijzonder en daar is het nu juist die geïnteresseerde student vaak in eerste instantie om te doen. De interesse is gewekt door literatuur, of eigen gevoelens, emoties en cognities. Als sponzen komen de studenten binnen, om overladen en verzadigd te worden met, zoals genoemd, veel niet of nauwelijks samenhangende onderzoekjes en feitjes.

Nu, meer dan 30 jaar later, hoor ik van onze eerste- en soms tweedejaars studenten nog steeds regelmatig dat ze zich bij psychologie iets heel anders hadden voorgesteld. Vooral mijn vak - brein en technologie - staat vaak ver af van de verwachtingen. Sommige studenten zijn na een start op de Universiteit, bewust toegepaste psychologie gaan studeren, maar ontdekken dat het bij ons niet heel anders is. Zo nu en dan ga ik met één van de teleurgestelden het gesprek aan. Wat hadden ze dan willen weten?

Bestaat er een ziel? Zijn lichaam en ziel gescheiden entiteiten? Is er leven na de dood? En steevast is mijn antwoord op zeker moment in deze gesprekken dat psychologie een wetenschap betreft en dat een wetenschappelijke hypothese verifieerbaar en falsifieerbaar moet zijn. De hypothese dat er onstoffelijk leven is, kan noch geverifieerd, noch gefalsifieerd worden. Maar, zo stelt men dan, dat geldt toch evenzeer voor de hypothese dat er niets is na de dood (noch wetenschappelijk verifieerbaar, noch falsifieerbaar). Op dat moment kom ik dan soms met Occam's mes, de goedkoopste verklaring is dat er niets is, een gefantaseerde hemel is veel moeilijker en dus "duurder".

Maar dit jaar had ik een hele gisse student, die me vroeg: "Delen door 0, dat is toch flauwekul?" Inderdaad, niet wetenschappelijk is niet opdeelbaar, de zuinige (nihilistische) versie - Er is niets na de dood - is niet meer wetenschappelijk dan de (fantasierijke) hemel en hel versie. Niet gedeeld door niet is onbestaand! En als we het dan toch over de dood hebben, voeg ik hier zelf dan maar toe dat men wel zegt dat de enige zekerheid van de levenden is dat ze doodgaan, men zelfs dit niet weet. Het betreft een inductie: omdat ik alleen zwarte en witte zwanen zie, induceer ik dat zwanen wit of zwart zijn. Als er plotseling een kanariegele variant wordt gespot, kan deze "kennis" vervangen worden voor een meer accurate versie. Wellicht zijn er mensen, of andere organismen, die nooit zijn gestorven, een soort Highlanders. Terwijl ik mijn betoog over deductie - zekere kennis - en inductie (tijdelijke kennis) voortzet, zie ik mijn studenten afhaken. Dit is wat mij fascineert, maar wellicht ben ik al te veel "verslaafd" geraakt aan de natuurwetenschappelijke methode van kennis vergaren. Is dat wel de juiste methode? Waarom hebben we het daar niet over?

Nu goed, ik vraag wat hen fascineert. "Psychologische films, literatuur, waarom sommige muziek je zo raakt en waarom sommige muziek je letterlijk tot bewegen drijft", is het antwoord. "De psychologie in de kunst, en soms op straat lijkt soms zoveel meer aansprekend en diepgang te bevatten dan wat we op de academie leren. Iemand met een aantal psychologische testen omschrijven - IQ 95, persoonlijkheid introvert, copingstijl probleem vermijdend, etc. - lijkt op een paar vlekken die een mens moeten voorstellen. Wij willen leren een mens te schilderen, zoals schrijvers en dichters dat soms kunnen, tot de essentie komen". Psychologie als kunst, in ieder geval ten dele.

Eigenlijk snap ik goed wat ze bedoelen. En juist toegepaste psychologie zou je wel degelijk ook als een kunst kunnen opvatten. Bij Freud was psychologie ook gebonden aan verhalen, literatuur, de oudheid, filosofie. Maar ook aan geneeskunde. Want ook voor kunstenaars geldt de fysische werkelijkheid, de techniek waarin we ons begeven, bewegen en vrij wanen. En psychologen willen niet dat hun praxis op die van kwakzalvers en gebedsgenezers gaat lijken.

In één ding wil ik zeker meegaan, en dat is het stellen van de vraag: zijn wij na meer dan een eeuw wetenschappelijke psychologie nu werkelijk zo veel opgeschoten? Natuurlijk, bijvoorbeeld de artificiële intelligentie heeft haar wieg in de psychologische functieleer gehad, vele praktische toepassingen zijn ontstaan (zoals programmeertalen, muziek sequence programma's, spraakherkenning, bijvoorbeeld de uitvinder van Siri, Tom Gruber, is van origine psycholoog), maar die zijn allang op eigen benen tot wasdom gekomen, vaak ver weg van de psychologie. In de kunst mag elke nieuwe generatie haar object opnieuw definiëren. Waar het echt om gaat. Zouden we niet juist bij toegepaste psychologie meer ruimte kunnen inlassen om de nieuwe generatie studenten en daarmee aankomend psychologen het woord te geven? Naast de vakken op natuurwetenschappelijke basis, die mi zeer belangrijk zijn, zou ook een meer kunst-gerichte psychologie kunnen ontstaan en tot bloei komen, en juist de interactie tussen beiden biedt wellicht ongekende mogelijkheden!

Monopoly (SROI2)

Vorige week schreef ik over SROI en het bordspel “ Villagers ”. Mijn zwager wees mij op het beroemde spel Monopoly . De in 1866 geboren Amer...