donderdag 24 november 2022

Vroeger was alles … niet beter!

De wereld beter achterlaten dan die was bij onze geboorte, is in absolute zin voor iedereen die nu volwassenen is, onmogelijk. Goed nieuws, in relatieve zin is het waarschijnlijk een minder onmogelijke opgave. Hoe zit dat?


Laat ik mijn eigen geboortedatum (7 november 1959) als uitgangspunt nemen. Absoluut gezien waren eind 1959 alle ten behoeve van de globale economie onttrokken grondstoffen per jaar nog ruimschoots te regenereren door de planeet. Nu is de planetaire voetafdruk veel te groot, earth overshoot day was dit jaar eind juli. In 1959 woog de totale massa van mensgemaakte materialen nog geen 50% van de totale organische massa, nu zit dat rond de 120%. Gevolg: massaextinctie van leven (en biodiversiteit). Hoewel de 9 planetaire grenzen toen nog niet waren vastgesteld, was geen van die grenzen overschreden (nu 4, en 3 bijna). Hoewel herstel nog steeds mogelijk is, ga ik dat niet meer meemaken. Zelfs denk ik niet dat iemand die in 2022 geboren wordt, nog gaat meemaken dat de kengetallen van 1959 worden verbeterd, zelfs niet als we nu abrupt zouden stoppen met onze desastreuze wijze van omgang met de ecologie. Toch is het fout om te stellen dat vroeger alles beter was, want juist dat is zeer onwaar. Juist nu kunnen we beter zijn dan toen. Waarom?


In feite lag het in 1959 vast, dat de dag zou komen dat we er zo beroerd voor staan als vandaag. Dat lag in de wijze van omgaan met ecologie, waarin economie (en technologie- en kennisontwikkeling) voorrang kreeg op alles, aan een geloof dat de bomen tot in de hemel groeien. Onze hedendaagse twijfel aan het vooruitgangsdenken is winst, net als het feit dat we nu wel over planetaire grenzen en over overshoot day spreken. Initiatieven zoals Geluk Centraal, ecologie voor economie, Degrowth, consuminderen, Slow-Food beweging (tegenover Fast Food) en de betekeniseconomie waren er niet in 1959. Het imperatief oneindige groei uit eindige middelen had alles in haar grip. Ja, de grote denkers, waaronder Hanna Arendt en Jacques Ellul zagen het gebrek aan inzicht, de blinde futurologie van die tijd, maar kregen geen of nauwelijks gehoor. Laatst citeerde ik in een lezing Jacques Ellul, die in mijn geboortejaar stelde dat techniek de allesbepalende factor was van die tijd, en dat daarmee grote gevaren op de loer lagen. Gek genoeg is dat bewustzijn nog steeds niet echt doorgedrongen. Technologie is de roze olifant in de kamer, we hebben het over economie, maar zien niet dat economische groei en winstbejag gevolgen zijn van technologie ontwikkeling, zoals Ellul toen al stelde. We blijven het gevoel hebben dat wij zelf kunnen bepalen welke technieken wel of niet ingezet worden. In mijn lezingen bepleit ik met al het vuur dat een kerel in 1959 geboren nog in zich heeft, dat we net als na de grote bewapeningswedloop met ontwapeningsprogramma’s nu moeten beginnen met technologie ontwapening: de-tech our future! Als we dat niet doen, is er geen toekomst.


Deze week mocht ik toevallig moderator zijn op een vanuit India (Hyderabad) georganiseerde internationale bijeenkomst over AI-ethics, met een prachtige keynote van een Zuid Afrikaanse professor (Emma Ruttkamp-Bloem), waarin zij benadrukte dat AI ontwikkeling niet zonder stevige multi-disciplinaire inzet kan en ze benoemde talloze risico’s voor de mensheid met als slot betoog dat ethiek echt noodzakelijk is in het debat hierover, aan alle tafels.


Hoe kan ik dan toch de wereld beter achterlaten dan ik hem aantrof? Niet concreet. Maar wel intentioneel, door te werken aan bewustzijn, de andere kant op te leren kijken, de stemmen van mensen als Arendt en Ellul opnieuw te laten horen. Wel concreet kan ik in aanvulling hierop kijken naar wat ik zelf kan doen, de thermostaat lager zetten, niet elke dag douchen, geen vlees eten, of nog beter, vegan eten, geen vliegreizen maken …. Precies, de Inner Development Goals toevoegen aan de SDG’s, zelfs al worden sommige collega’s daar moe van. Vandaag kunnen we verbeteren, terwijl we, achteraf bezien, toen in 1959, elke dag zouden verslechteren!

vrijdag 18 november 2022

Te veel intern gericht?

Laatst was ik bij een grote bijeenkomst op een kennisinstituut waar ik een lezing gaf. De dagvoorzitter, een professional van dat instituut zelf, merkte herhaaldelijk op dat ze “te veel intern gericht zijn”. De hele ochtend hoop ik op een argument, een want of omdat, maar helaas tevergeefs. Ja, hij zegt een keer na de stelling weer herhaald te hebben: “Dat is gewoon mijn mening”. Wat overblijft is plaatsvervangende irritatie, die voor mij direct aanleiding vormt om me nu eens echt te richten op intern gericht zijn in het algemeen.


Dit incident staat niet op zichzelf. Ook bij andere kennisinstellingen waar ik als externe een lezing kom geven, hoor ik soms medewerkers zeggen dat “ze” te veel intern gericht zijn. Zonder schaamte. De Inner Development Goals benadrukken echter dat de grote duurzaamheidsproblemen alleen opgelost kunnen worden, als we serieus naar onze eigen gedrag en overtuigingen kijken. In plaats van naar buiten te kijken en te hopen op nieuwe helden, bestuurders en vooral technologieen, zodat wij door kunnen gaan met ons (consumptie)gedrag, moeten we juist naar “binnen” kijken.


Tijdens dezelfde bijeenkomst ontstaat enthousiasme over het thema inclusie. Nu heeft men daar zelf een onderzoekslijn gericht op Inclusie, maar direct roept een andere medewerker van daar dat zij nog wel een inspirerende spreker kent. U raadt het al, van buiten! Wat van buiten komt is lekker is, vreemde ogen dwingen. Hm, ik kan dat als externe spreker natuurlijk ook als compliment opvatten ...


Er zit iets paradoxaals in de uitspraak over te veel intern gericht zijn. Net als ieder kennisinstituut halen ook deze instituten de best mogelijke professionals via vacatures naar binnen, om jonge mensen op te leiden voor een professionele toekomst. Ook hun docent/onderzoekers zijn boegbeelden, inspirerend met elk op hun vakgebied state-of-the-art kennis. Waarom word je dan als je bij “intern” hoort direct geëxcludeerd – zelfs als je expert bent in inclusie? Waarom zoeken we inspirerende sprekers haast per definitie buiten de organisatie?


Het enige logisch sluitende antwoord dat ik kan bedenken, maakt het er beslist niet beter op: omdat men intern geen echt deskundige en inspirerende medewerkers heeft kunnen vasthouden. Immers, als je niets in huis hebt, hoef je je daar niet op te richten. Een inhoudsloos vat is voor inhoud aangewezen op … de buitenwereld. Als men dat vindt, snap ik alles: de dagvoorzitter, de mensen waar ik lezingen geef …


Als je weet dat je feitelijk niets te bieden hebt, snap ik dat je liever zegt dat men te veel intern gericht is, met als argumentatie “dat is gewoon mijn mening”. Natuurlijk wil je dat niet beargumenteren. Niemand zegt: “We zijn te veel intern gericht, omdat we eigenlijk alleen saaie en niet inspirerende derde keus medewerkers in huis hebben”, of “als we echt wat willen leren, moeten we de kennis van buiten halen”.


Nu wil ik met goed nieuws afsluiten. De dagvoorzitter zei veel mooie dingen, zoals dat alles dat je aandacht geeft, groeit. Ook de interne organisatie, dacht ik toen. Want ook bij dit instituut ken ik een aantal docent/onderzoekers waar ik met het grootste respect naar kijk. Ze hebben echt alles in huis om de studenten of opdrachtgevers van prachtige, geïnspireerde kennis en onderzoeken te voorzien. Ook hun medewerkers zijn allen prachtmensen! Als ik weer even terugdenk aan de Inner Development Goals en zoek naar wat wij zelf kunnen doen om een duurzamere wereld te creëren, zie ik een verband. Zeer veel Nederlanders blijken nu, met de energiecrisis, praktisch in staat om zelf (intern gericht!) de thermostaat veel lager te zetten, alleen de ruimtes te verwarmen waar geleefd wordt en een dikke trui aan te doen. Bij ons is dat 16,5 graad. Als de nood aan de man is, kunnen we het echt allemaal, onszelf eens diep in de spiegel aankijken. Of ben ik nu te veel intern gericht?


vrijdag 11 november 2022

Futures Literacy

Een belangrijke rode draad door mijn blogs kan gevangen worden in het woord literacy, ofwel geletterdheid. Zo schreef ik over het voordeel van ongeletterdheid, over laaggeletterdheid en over digitale- en systeem laaggeletterdheid. Bij al deze bespiegelingen koos ik een standpunt dat niet direct het meest samenviel met de standaardstandpunten op dat vlak. Zo betoogde ik dat een (natuurlijke in tegenstelling tot een formele) taal (of bijvoorbeeld muziekstijl) aanleren door onderdompeling zonder al uitgekristalliseerde kennis en vaardigheden vaak tot meer natuurlijke en flexibele taalvaardigheid leidt, dan wanneer een taal of een muziekstijl wordt aangeleerd via de “omweg” van een al aangeleerde taal, of al stijl. Met andere woorden, ongeletterdheid kan bottom-up taalverwerving faciliteren, terwijl geletterdheid aanzet tot top-down leren. Voor formele systemen is top-down leren waarschijnlijk handiger, dan voor meer natuurlijke systemen. Over de toenemende aantallen laaggeletterden in onze samenleving, schreef ik dat we de communicatie in de hedendaagse systeemwereld ook steeds ingewikkelder maken, waardoor wellicht zelfs hoogopgeleiden systeem-laaggeletterden dreigen te worden. In een gerobotiseerde wereld, trekt een mens uiteindelijk aan het kortste eind, zo betoogde ik ongeveer. Toch is er één vorm van geletterdheid, toekomsten geletterdheid (Futures Literacy), waar ik nooit letterlijk over sprak, maar waar feitelijk veel van mijn blogs een uiting van zijn. Vandaar dat ik het in deze blog centraal stel. 


 

Unesco kwam in 2012 met de term Futures Literacy (FL), die staat voor het vermogen dat mensen in staat stelt te leren inzien welke rol de “toekomst” (omdat die niet bestaat dus meervoud: toekomsten) spelen in ons gedrag, verwachtingen en visieontwikkeling vandaag. Uitgangspunt is dat het voorstellingsvermogen ontwikkelbaar is waarmee je nog niet bestaande toekomstbeelden kan extrapoleren uit het heden, en uit de gewenste toekomst, dus los van het heden, zeg maar in de fantasie. Hiermee is FL in te zetten als methode om de 5 Inner Development Goals – 1. Zijn (relationship to self), 2. Denken (cognitieve vaardigheden), 3. Relating (caring for others and the world), 4. Samenwerken (sociale vaardigheden) en 5. Aanpakken (de transitie aansturen) – vorm te geven.  


 

Als je leert je voorstellingsvermogen en fantasie in te zetten, kom je tot heel andere inzichten. Mijn oudste zoon, bijvoorbeeld, becijferde wat de minst milieubelastende vorm van vervoer is van Amsterdam naar Londen. Lopen en fietsen werd buiten beschouwing genomen. Op nummer 1 stond een volle dieselbus, op nummer 2 een vol vliegtuig. De trein volgde daarna (want staal en beperkt houdbare accu’s vol met moeilijk te verkrijgen en uiterst schaarse grondstoffen). Natuurlijk verkwist het vliegtuig enorm veel brandstof en is vliegen verre van energiezuinig, maar het feit dat er in de lucht geen infrastructuur (wegennet inclusief verlichting, waterafvoer, pompstations, relingen, (matrix)borden, etc.) nodig is, dat niet alleen enorm veel materiaal vereist, maar ook nog eens enorm onderhouds- en ongeluk gevoelig is (ziekenhuiskosten, etc.), maakt dat alleen de energieverspilling bij het directe gebruik toch nog “goedkoper” is, dan per auto, zelfs met accu! Maar, zo redeneerde mijn zoon verder, natuurlijk is er maar één echte oplossing: veel minder verplaatsingen, en dat begint bij iedereen individueel. Lopend kunnen we ook bijna overal komen (fietsen hebben al weer een behoorlijke infrastructuur nodig).  


 

Is dan bijvoorbeeld een groene accu waarmee je 120 km kunt rijden minder goed dan een groene accu waar je 1200 km kan rijden? In zekere zin wel, hoe paradoxaal het ook lijkt. Maar dat kan feitelijk alleen worden bepaald, als gemotoriseerde verplaatsing georganiseerd is, bijvoorbeeld automobiliteit op een kleine schaal, treinmobiliteit op een grotere schaal en eventueel luchtmobiliteit intercontinentaal. Er zijn dan geen snelwegen meer nodig, en feitelijk is een auto die je naar het dichtstbijzijnde openbaar vervoer kan brengen en terug naar huis het beste, om de affordance structure te bieden die het meest ecologisch economische gedrag mogelijk te maken. Dus alle IDG’s komen aan bod: 1. Being (veel minder verplaatsing is nodig om op je plek te kunnen zijn), 2. Denken levert een analyse van het (sub) systeem, waaruit vaak blijkt dat zaken na extrapolatie anders zijn dan ze lijken, of worden voorgedaan, 3. Om de wereld te kunnen behouden en ook nog (veel minder) gemotoriseerd te kunnen verplaatsen is een goede affordance structure nodig, 4 waarvoor samenwerking op vele vlakken helpt om meer optimaal de energie te benutten (carpoolen, veel meer OV) en 5 willen we hier komen, moeten we beginnen met het bouwen van de juiste affordance structure!  


Terug naar FL: een groene superaccu zal ongetwijfeld leiden naar meer kilometers verplaatsing per persoon, en dus tot meer materiaalgebruik en daarmee meer belasting van de ecologie. Minder mobiliteit, maar wel zo ecologisch verantwoord mogelijk, kan helpen ook te kijken naar wat we minder kunnen gaan doen! 


vrijdag 4 november 2022

Is technologie wel onze toekomst?

Het woord religie komt van religare. Het staat voor samenbrengen en verbinden, vanuit het Latijn (religio). Vaak wordt er bij religie aan zingeving gedacht, aan het vanuit een overstijgend kader betekenis geven aan het nu en de (nabije) toekomst. In moeilijke tijden neemt de behoefte aan perspectief en dus zingeving en verbinding vaak toe vergeleken met tijden van voorspoed.

 

De huidige crises tezamen - energie, oorlog in Oekraïne, mondiale politieke spanningen, klimaat- en duurzaamheidsproblematiek – kenmerken een moeilijke tijd. Het contrast is groot met de jaren van herstel en opbouw die de decennia na de Tweede wereldoorlog kenmerkten, waarin optimisme en welvaart ons bijna deed geloven dat de bomen tot in de hemel groeiden. Traditionele religieuze banden verslapten, de kerken liepen relatief leeg. Onze planetaire voetafdruk werd tegelijkertijd steeds groter. De huidige generatie bestuurders en burgers plukken daar de wrange vruchten van. In slechtere tijden ontstaat weer behoefte aan verbinding en perspectief, “religie” is weer noodzaak. Echter, de vraag is wat ons nu samenbrengt en verbindt, waaraan wij nu onze troost en hoop ontlenen? Zijn dat kerken, yogascholen, de sportclubs, of de sociale media?

 

Al in het begin van deze eeuw kwam Nokia met de leus Nokia, connecting people. Het lijkt erop dat wereldwijd Techgiganten in het gat zijn gesprongen dat eind 20steeeuw ontstond door het loskomen van kerk en vaderland. Grenzen vervaagden, wereldwijd werden we door Bigtech en basic English gekoloniseerd. De tech “missionarissen” spiegelen ons sindsdien toekomsten voor, waarin we allemaal verbonden zijn. Apple: "the all in one for everyone". Microsoft: "Our mission is to empower every person and every organization on the planet to achieve more." De hemel is direct bereikbaar, en heel concreet. In de middeleeuwen bood religie hooguit uitzicht op een hemelse (of helse) staat in het hiernamaals. De moderne religiedragers hebben het ook veel over de toekomst. Shaping the future, of Samsung “the next big thing”, of Vodafone die ik vorige week noemde (“Wie technologie kan omarmen, kan dromen waarmaken & Wie vernieuwing kan omarmen, kan uitblinken als pionier”).

 

Technologie heeft onze wereld gekoloniseerd, en impliciet geloven wij allemaal dat ze onze toekomst zal bepalen. Als je mensen vraagt hoe de wereld er over 50 jaar uit ziet, dan gaat het over robots, over een mensheid die wellicht nauwelijks iets hoeft te doen, een basisinkomen nuttigen, en natuurlijk genieten van ook dan weer “the next big thing”. Voor sommigen een hemel, voor anderen een hel, a la Pixar film Wall-E uit 2008, waarin de aarde door vervuiling en overvraag naar materialen en middelen onleefbaar is geworden en de mensen in een ruimteschip continu slechts consumeren in een volledig door automaten en robots gegenereerde leefomgeving. Als je mensen vraagt hoe ze “later” zouden willen leven, ziet dat er heel anders uit dan wat ze als verwachting schetsen. Het gaat dan vaak over samen zinvol bezig zijn, in verbondenheid en niet over technologie, of oeverloos consumeren van (smart) vermaak en overal gevolgd worden door slimme systemen.


Hoogst tijd om deze discrepantie onder ogen te komen. Technologie heeft ons in onze greep, is ons geloof, maar niet per se een vreugdevol en fijn geloof. Met elke nieuwe “oplossing”, komt de noodzaak van nieuwe “oplossingen” om de eerst nog niet zichtbare ongewenste bijwerkingen te verzachten. Het is als een wapenwedloop, een technologiewedloop. Want anders dan traditionele religies, creëert de tech wereldreligie materie. Zelfs een virtuele wereld (the metaverse), is wel degelijk materieel. De mensgemaakte massa (textiel, kunststof, asfalt, beton, glas etc.) weegt nu al 1,2 keer de massa van al het organisch materiaal op aarde (alle bomen, dieren etc.). Iedere nieuwe vervuiling vraagt om zwaardere zuivering, iedere dijkdoorbraak om zwaardere dijken. Het houdt pas op als we “think different” (Apple) niet aan technologie overlaten, maar zelf de mindshift gaan maken.

 

De Inner Development Goals bieden daartoe een kader. Via 5 psychologische factoren - zijn, denken, relatie tot de wereld, samenwerken en aanpassen – kan de mindset worden getransformeerd om de duurzaamheidsproblemen aan te pakken. Voor ondernemers, bijvoorbeeld, maakt de attitude het verschil en niet per se de gebruikte technologische producten. Durven we de hypothese te onderzoeken dat technologie niet noodzakelijk de hoofdrol moet spelen in onze menselijke toekomst?

Monopoly (SROI2)

Vorige week schreef ik over SROI en het bordspel “ Villagers ”. Mijn zwager wees mij op het beroemde spel Monopoly . De in 1866 geboren Amer...