Eerder betoogde ik dat het in de cloud opslaan (en eventueel delen) van bestanden (teksten, foto’s, muziek etc.), alsmede het ontstaan van een onstuitbaar Internet of Things zo ongeveer het slechtste is dat ons als mensheid kan overkomen. Niet alleen zal het IoT, dat wil zeggen alle surfers die al onze data (veelvuldig) opstaan, meer energie gaan gebruiken dan al ons huidige vliegverkeer, ook zal er vrij gemakkelijk een Orweliaanse (1984) data terreur ontstaan. Zie voor een bespreking deze blogs. Met name het IoT wordt gevoed door sensoren, in auto’s, scheerapparaten, spiegels en uiteindelijk waarschijnlijk zelfs in geprinte kranten en tijdschriften. Echter, indien we sensortechnologie gebruiken buiten de context van een gecentraliseerd “monster” (Big Brother) zoals het IoT, heeft sensortechnologie juist veel te bieden.
Een paar voorbeelden. De Duitse wetenschapper Peter König ontwierp de FeelSpace riem, die via de smartphone informatie met betrekking tot de Noord en Zuid oriëntatie van het lichaam ontvangt en omzet in trillingen op de riem die je rond je buik draagt. Als mensen een aantal weken met deze riem op lopen, leren ze min of meer automatisch zich te oriënteren zoals veel andere dieren waaronder sommige vissen en vogels dat kunnen. Zonder kaart leren ze zich snel en adequaat door een stad te begeven. Van nature missen we de sensoren waarop grond van bijvoorbeeld vogels zich oriënteren en de weg vinden, maar de sensoren in de band blijken te kunnen helpen dit gebrek te kunnen compenseren. Nadat de band afgedaan wordt, blijken mensen alsnog het zojuist aangeleerde vermogen niet (althans niet direct) kwijt te raken. Kennelijk leren ze factoren zoals de lichtval en het tijdstip van de dag door tijdelijk gebruik van de band te interpreteren in oriëntatie. U begrijpt dat dit van uiterst belang is, bijvoorbeeld bij de training van soldaten, die juist vanwege “smart” navigatie devices niet meer op kompas en kaartlees vaardigheden kunnen terugvallen en dus gevoelig zijn voor uitval van smart devices tegenwoordig.
Een tweede voorbeeld is een programma voor mensen met dementie, waarvoor een digital twin wordt gegenereerd op grond van sensor data. De persoon met dementie wordt van uur tot uur gevolgd via een grote hoeveelheid sensoren op het lichaam (bijvoorbeeld in de kleding, of in de polsband) en in de omgeving van de patiënt. De dagelijkse activiteiten worden in een database opgeslagen (het base rate geheugen) en de actuele informatie wordt continu vergeleken met de opgeslagen informatie. Bij afwijkingen is er iets aan de hand, en krijgen de zorgverleners automatisch een oproep, inclusief de coördinaten waar de patiënt zich bevindt. Op deze wijze krijgt de patiënt meer vrijheid, is de zorg goedkoper en worden veranderingen in het beeld sneller zichtbaar, waardoor de zorg en medicatie sneller en adequater kan worden afgestemd op de ontwikkeling van het ziektebeeld. Met soortgelijke digital twin technologie kan via sensortechnologie de diagnostiek Schizophrenie en Bipoliare stoornis beter worden vastgesteld (LifeShirt).
Echter, van groot belang is dat deze technieken op servers draait die offline staan en beheerd worden door de eindgebruiker of een door hem/haar geautoriseerde professional of andere vertrouwenspersoon. Alleen zo kan het volgen veilig gebeuren en gevrijwaard blijven van het risico dat stilzwijgend het volgen overgaat in vervolgen. Als bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij een hogere premie gaat rekenen omdat ze via het IoT op grond van machineleer algoritmen vast stelt dat het risico van u hoger is (u rijdt in een auto die vaker bij ongelukken betrokken is en behoort tot een abstracte klasse die minder risicomijdend is), is volgen overgegaan in vervolgen. En u betaalt de hogere rekening. Of erger ...