vrijdag 6 november 2020

Digitaal vaardig: meer talig dan technisch!

Je hoort het tegenwoordig veel, de overheid zou moeten investeren in digitale vaardigheden, om de bevolking voor te bereiden op de steeds meer digitaal wordende (virtuele) “werkelijkheid”. Het klinkt logisch en vanzelfsprekend, maar dat is het bij nader onderzoek zeker niet zonder meer. Wat is digitale vaardigheid? Is dat beschikken over de 21century skills? En is dat dan een technische vaardigheid, of veel meer een talige vaardigheid? Volgens de rijksoverheid (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/taal-rekenen-digitale-vaardigheden/digitale-vaardigheden) ben je niet digitaal vaardig als je niet goed kan omgaan met een computer, waardoor je vooral sociaal makkelijk op achterstand raakt en, bijvoorbeeld, niet op tijd in contact kan treden met de gezondheidszorg, of een uitkering kan aanvragen. Hierdoor heb je veel meer kans op ziekte en werkloosheid. Maar komt dat dan omdat mensen computers niet snappen, of omdat ze door bijvoorbeeld armoede, of heel zwaar lichamelijk werk doen niet in de omstandigheden zitten om zich een goede moderne computer of tablet te kunnen permitteren en er ervaring mee op te doen? Want computers zijn zo ongelooflijk simpel om mee om te gaan bijvoorbeeld in vergelijking met een naaimachine, om maar een iets te noemen, dat je daar echt geen techneut voor hoeft te zijn. Bij voorkeur zelfs niet, want de meeste zorg gaat juist uit naar leerlingen in de lagere technische (en zorg) beroepen, zien we op dezelfde site. Om met een computer bezig te zijn (of op de sociale media bezig gehouden te worden) hoef je beduidend minder goed te kunnen lezen dan om een boek te lezen. Veel informatie wordt uitgebeeld, op YouTube, bijvoorbeeld, je kan werkelijk overal wel een instructiefilmpje over vinden. Ergens met de muis of vingers op klikken, zie ik niet als een meer technische handeling, dan bijvoorbeeld aan het koord van het toilet trekken, of de lichtschakelaar indrukken. Een wasmachine bedienen is een stuk ingewikkelder (technischer), en de naaimachine vraagt een technisch inzicht dat hooguit op het niveau staat van de computerprogrammeur. Dus daar gaat het bij digitale vaardigheden niet om*. Wat is er dan wel aan de hand?

Onderzoek van PISA (Programme for International Student Assessment), een internationaal vergelijkend onderzoek naar kennis en vaardigheden in lezen, wiskunde en de natuurwetenschappen van 15-jarige scholieren laat zien dat we in 2018 met wiskunde aan de top staan (net achter China en een paar andere Aziatische landen). Op het gebied van leesvaardigheid staan we echter enorm laag (behoorlijk onder het gemiddelde). Volgens dit rapport loopt een kwart van de Nederlandse 15-jarigen kans op laaggeletterdheid, jongens meer dan meisjes. Opvallend is tevens dat, hoewel mannen in de traditioneel technische beroepen nog steeds zeer sterk oververtegenwoordigd zijn, 15-jarige meisjes beduidend beter zijn in de natuurwetenschappen. Natuurlijk was het vroeger zo, dat als een jongen op school niet goed kon leren, hij naar het lager technisch onderwijs ging en daarna eventueel kon opklimmen naar het middelbaar of zelfs hoger technisch onderwijs (een meisje ging naar de huishoudschool). Techniek was dus, gechargeerd, voor de cognitief zwakkeren, althans zo werd het gezien. Dit is natuurlijk onzin, schoolvaardigheid heeft met hele andere dingen te maken dan slim of dom. Maar in wat we nu als “technisch” zien (natuurwetenschappen) blijven jongens met hun zogenaamde “technisch” brein, behoorlijk achter: alleen in wiskunde scoren jongens en meisjes gelijk, natuurwetenschap en taal doen meiden beduidend beter dan jongens. Het PISA rapport laat tevens zien dat Nederlandse 15-jarigen goed zijn in het digitaal ophalen van informatie, maar dat ze relatief slecht zijn in het begrijpen van deze informatie en nog slechter in het evalueren en erop reflecteren. Tja, ligt daar dan wellicht het diepere probleem?

Laten we eerlijk zijn, opgroeien in een wereld waarin iedere stap die we zetten via bijvoorbeeld de sociale media enorm kan worden uitvergroot, is niet eenvoudig. Eén verkeerde foto of ongenuanceerde reactie kan jaren later nog in je nek springen. En of we willen of niet, we leven steeds grootschaliger. Dat daarbij naar houvast wordt gezocht is begrijpelijk (conspiracy theories). En de waarheden van gisteren zijn niet zelden de desinformatie van vandaag en omgekeerd. Het woord “Digitaal” verwijst naar het tellen op de vingers, naar het kunnen innemen van slechts een beperkt aantal concrete waarden en daarin is de nuance van onze werkelijkheid slechts in beperkte mate te vangen. Digitaal vaardig kan betekenen dat we ook ons gevoelsleven en denken simplificeren, reduceren tot een beperkte set discrete toestanden, “waar” of “niet-waar”, feit of desinformatie. Maar het kan ook betekenen dat we verder leren kijken dan onze schermpjes en devices en de nuance leren zien tussen waar en onwaar en vooral, tussen vandaag en morgen. In digitaal zit ook het woord taal (Oud Fries en Engels: tale, vertellen, tell; Oud Saksisch: tala) en zo zijn tellen en vertelsel al sinds de middeleeuwen aan elkaar gebonden. Hoe dan ook, met techniek heeft het niet zo veel te maken als in eerste instantie gedacht, met taal des te meer!

*Laaggeletterden zijn geen digibeten. De meerderheid beschikt over een computer en heeft internet (bron: HR-kiosk nl) en volgens de overheid is 70% van de laaggeletterden digitaal vaardig, wat het ook moge zijn.


4 opmerkingen:

  1. Waar/onwaar, goed/fout, gelden vaak alleen binnen allerlei aannames/constraints, bijv. het constant achten van allerlei weggelaten variabelen/veranderingen en het oneindig precies achten van de wel benoemde. In mijn (WARNING: zeer beperkte) steekproeven van het rekenonderwijs over de jaren in het basisonderwijs en daar net boven lijkt het veel taliger te zijn geworden. Dit komt de eenduidigheid van de probleemstellingen niet altijd ten goede. Als het antwoord alleen wordt gebruikt voor de waardering in goed of fout is dat jammer. Als een fout antwoord wordt gebruikt om te reflecteren op de precieze betekenis van de vraagstelling kun je misschien rekenen en taal directer samen naar een hoger niveau tillen, of laten springen. Springen, omdat we natuurlijk niet alleen achter onze devices moeten zitten en door dingen te koppelen aan fysieke bewegingen ook groter dan de genoemde gebaren dit ook het leren kan verbeteren. Ik heb een zogenaamde cijferspelmat aangeschaft als onderdeel van gedwongen thuisonderwijs (maar daarvan 30 in een klas wordt weer lastig). Verhalend (en ook ruimtelijk) is mijn 'studieobject' aardig sterk, (dus) via die route komt het vast ook met de getallen wel goed.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Klopt, ook rekenen is taliger geworden, en de koppeling aan fysieke componenten is erg belangrijk ...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dingen kort doch eenduidig benoemen en verder beschrijven binnen broncode en/of gebruikersinterface is zo lastig dat soms al na een paar weken degene die het bedacht heeft zijn/haar eigen werk niet meer begrijpt.
    Er komt zelfs een boek aan over alleen dat onderwerp: https://www.namingthings.co/

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het is verrassend en tegelijk beangstigend hoe snel 'de digitalisering' de samenleving heeft overgenomen - en wordt afgedwongen. Als we het vergelijken met taal- en rekenkundige vaardigheden waar we in deze samenleving eigenlijk niet zonder kunnen is deze ontwikkeling razendsnel gegaan.
    Het is verontrustend hoeveel mensen buiten de boot vallen waarbij instellingen verwijzen naar familie of vrienden 'die maar moeten helpen'. Mensen die niet in beeld zijn en misschien aangeduid zouden kunnen worden als digitale of geletterde mantelzorgers?

    BeantwoordenVerwijderen

Monopoly (SROI2)

Vorige week schreef ik over SROI en het bordspel “ Villagers ”. Mijn zwager wees mij op het beroemde spel Monopoly . De in 1866 geboren Amer...