donderdag 21 oktober 2021

Uit de kunst, over ontsnapping aan “self-objectification”!

In de psychologische literatuur zien we de laatste 5 jaar een stijging in het aantal artikelen over de invloed van sociale media op het zelfbeeld, en zo wordt er bijvoorbeeld gesproken van het “self-objectification phenomenon” (Calogero et al., 2011), vaak vooral in verband gebracht met (jonge) vrouwen en meer en meer ook mannen. Er wordt gekeken naar schadelijke effecten (op het lichaamsbeeld, de ervaren kwaliteit van leven en mentale gezondheid) van blootstelling aan sexueel suggestieve en objectiverende content op de sociale media. In de filosofie is er echter al bijna 200 jaar belangstelling voor zelfobjectivering, zeker sinds de opkomst van de fotografie in het midden van de 19e eeuw, wanneer mensen hun beeld proberen los te koppelen van het fysieke bestaan. Tamelijk willekeurig beginnend met Nietzsche en via Kierkegaard, Heidegger, Arendt naar Dreyfus vinden we denkers die stellen dat ons kennen altijd belichaamd is (embodied cognition), terwijl Plato en later het christendom proberen het kwetsbare lichamelijke weg te denken. In 2001 schrijft Huber Dreyfus een boek over een derde poging in een dus lange traditie om het lichamelijke te overstijgen: On the internet, waarin het Internet opvoert als een technologische “enframing” van het zijn, doen en laten. Hij ziet (dan al!) grote gevaren, maar is niet louter negatief: "as long as we continue to affirm our bodies, the Net can be useful to us in spite of its tendency to offer the worst of a series of asymmetrical trade-offs: economy over efficiency in education, the virtual over the real in our relation to things and people, and anonymity over commitment in our lives” (Dreyfus 2001, pp106-107).

 

Of het nu het nieuwe blended leren betreft (“economy over efficiency”), of onze sociale media “vrienden” waar we graag waardering van ontvangen (“the virtual over the real in our relation to things and people”), of onze afstandsarbeidsmarkt en economie met thuiswerken en onlineshopping over de hele wereld (“anonymity over commitment in our lives”), voor een Argument Based-denker zoals Dreyfus waren deze risico’s van het internet al zichtbaar voordat het goed en wel begon! Dit is belangrijk om bij stil te staan. Zeker, we zien nu (ruim 1 decennia later) de evidentie verschijnen. Maar het (technologisch) nihilisme, waarin we in de nieuwste - internet/social-media variant – een geobjectiveerde versie van onszelf aan de wereld presenteren, is al veel en veel langer gaande. Denk aan IQ scores of, nog daarvoor, diploma’s, die een “bewijs” en liefst ook garantie zouden moeten geven dat jij in staat bent (in een subversie van de realiteit) jezelf te ontwikkelen - IQ, toelatingsexamens, etc. – of een gewenste bijdrage te leveren (naast diploma’s ook het portfolio, bv in de context van werk), of op z’n minst anderen niet in gevaar te brengen (bv een rijbewijs).

 

Bij elkaar vormen dergelijke abstracties een geobjectiveerde - ver-ding-de – versie van jezelf. Ze zijn dat echter niet; noch de verhalen die we elkaar en onszelf vertellen, noch de roem of rijkdom die we verwerven gelden als materiele verdubbelingen van onszelf. Hooguit gelden ze als niet materiele bron van zelfvertrouwen (of angst), of als materiele bron voor onze leefomstandigheden. Met het internet komt onze digitale tweeling zo veel makkelijker tot ontstaan. Het internet draagt in sneltreinvaart bij aan onze “technological enframing of being”: wij zijn onze foto’s, onze gelikete verdiensten, onze aanbevelingen, en helaas ook onze vergetelheid, ons niet gezien worden, onze non-existentie. Kortom, wij zijn ons virtueel dubbel. 

 

Digitale techniek maakt het zo makkelijk ons te laten screenen en in batches in de etalage te laten zetten, vaak onopgemerkt, op basis van de digitale kruimels die we bij zoekacties op het net of (dis)likes op de sociale media achterlaten, met daaraan toegevoegd onze “officiële” portfolio’s, diploma’s of erkende verdiensten. Maar … in ons menszijn zijn we allen zoveel meer dan onze foto’s, vaardigheden, handicaps, of de (klets)praatjes die anderen of wijzelf vertellen. Kortom, tijd om terug te keren naar een embodied existence, en digitalisering iets minder als vanzelf als de toekomst op te vatten. Weg van de schuwpest (prachtige term van Mellius), de angst voor het fysieke, we zijn allen uit de kunst! 

Calogero, R. M., Tantleff-Dunn, S. E., & Thompson, J. (2011). Self-objectification in women: Causes, consequences, and counteractions. American Psychological Association.

Dreyfus, H. L. (2001). On the Internet. Abingdon: Routledge

2 opmerkingen:

  1. Is er ook iets als 'group embodiment'? Kan je daar iets uit leren dat juist in deze tijd van hybride werken extra nuttig zou zijn? In hoeverre heeft embodiment iets te maken met deze zin die ik pas geleden schreef:"Flows of bike riders from different directions almost magically finding their way through each other as a metaphor for cooperation tools that extend the great 'bicycle for the mind' to many bicycles, whole bodies and surroundings (as thinking is not limited to minds). Good idea?"?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zeker, als groepen mensen als 1 zwerm reageren, bijvoorbeeld in stadions ... En inderdaad, collectief gedrag op de weg, in de file, en vooral als daar haast een "groepsgeest" in emergeert ....

    BeantwoordenVerwijderen

Monopoly (SROI2)

Vorige week schreef ik over SROI en het bordspel “ Villagers ”. Mijn zwager wees mij op het beroemde spel Monopoly . De in 1866 geboren Amer...