Zo midden in de zomervakantie is de afstand tot het
schoolse leven maximaal. In de krant lees ik over wonderkinderen. Een 3 jarige
peuter die kan (rock)drummen. Een 8 jarige die ingewikkelde berekeningen doet
en een meid van 20 die al is gepromoveerd. Zelf heb ik zo'n
"wonderkind" van nabij meegemaakt. Peter was een 6 jarige jongen die
volkomen uit het niets, zo leek het, tweehandig de klassieke meesters op de
piano speelde, op een eenvoudig derdehands keyboard, want zijn ouders (mijn
kennissen) hadden totaal geen interesse in muziek. Zonder les. Waar komt dit
vandaan? Het lijkt ondergedetermineerd door leren en ervaring.
Noam Chomsky en na hem o.m.Jerry Fodor toonden al in
de jaren 60 aan dat vaardigheden als taal en logica altijd ondergetermineerd
zijn door leren en ervaring. En dat geldt niet alleen voor wonderkinderen;
(praktisch) alle kinderen leren in slechts een paar jaar tijd hun moedertaal,
op grond van gebrekkig aanbod, vol met fouten. Ze destilleren uit de
onvolmaakte spreektaal (fout aanbod: veel halve zinnen, incongruente
vervoegingen etc.) "vanzelf" de juiste regels, want ze kunnen al heel
jong aangeven of een zin of vervoeging correct is of niet (een zogenaamd
welgevormdheid oordeel geven).
Zeker zo verbazingwekkend als de wonderkinderen, is
het gegeven dat veel science, art en game-changers als kind juist
vaak een vertraagde ontwikkeling hebben laten zien. Van
Alessandro Volta, de uitvinder van de batterij in 1800, is bijvoorbeeld bekend
dat hij zeker tot zijn zevende sterk achterliep (zijn ouders dachten zelfs dat
hij achterlijk was). Ook Wilhelm Röntgen bezocht het zogenaamde buitengewoon
lager onderwijs (BLO, notabene in Apeldoorn), en andere beroemde voorbeelden
zijn talrijk: niet alleen Albert Einstein, maar ook de cv's van vele
hedendaagse hoogleraren laat een weg zien via mavo, havo en vwo naar hun
wetenschappelijke carrière.
Om kort te gaan, grensverleggers - genieën -
zijn er in vele soorten, van wonderkinderen (Jean Piaget, bv) tot gewone
leerlingen, van goede tot trage en zeer trage leerlingen. Allemaal even
fascinerend, en onbegrepen vanuit didactische, pedagogische en psychologische
kaders. Fysieke verschillen en voor en nadelen daarvan in uiteenlopende
contexten, kennen we allemaal. Klein, snel en wendbaar, bijvoorbeeld, tegenover
groot en krachtig. Het ene is niet beter dan het andere, elke "bouw"
is soms in het voordeel, soms in het nadeel. Maar, hebben we voor cognitieve
ontwikkeling maar een beeld?
Op school is vooral oog voor goede = snelle
presteerders. Tja, natuurlijk hebben we remedial teaching voor achterblijvers,
maar zelden beseffen we dat sommige achterblijvers tot genieën zullen
uitbloeien. Al op de lagere school is de didactiek zo sterk gerelateerd aan
gemiddelde ontwikkeling (normaalverdeling), dat uit datamining is gebleken dat
de geboortemaand de kans op schoolsucces en daarmee indirect carrièresucces
mede voorspelt: jonge leerlingen (geboren in mei of juni) hebben een grotere
kans om achter te gaan lopen dan oudere leerlingen (geboren in november of
december). Sommige kinderen ontwikkelen überhaupt atypisch, in andere
volgorde.
Mooi zou het zijn als we diverse types van
ontwikkelaars kunnen onderscheiden. Door toepassing van moderne data-analyse
technieken (machine-leren) zouden meerdere min of meer typische patronen van
ontwikkeling kunnen worden onderscheiden. Zo zullen sommige kinderen wellicht heel
lang exploreren in de ene fase en dan pas doorgaan naar de volgende, terwijl
andere kinderen reeds op jonge leeftijd een spurt lijken te nemen, en wellicht
later weer worden ingelopen. Vele andere patronen, waar wij geen weet van
hebben, kunnen door patroonherkenners worden ontdekt. Maar
helaas is de werkelijkheid precies omgekeerd: ICT toepassingen versmallen de
blik (ze gaan over ieder kind in het algemeen), eerder dan dat ze helpen meer
naar ieder kind in het bijzonder te kijken.
De nu dominante manier van schoolrijpheid en niveau
bepalen, met standaardtesten al voor 4 jarigen, is zeker niet zonder risico's.
We moeten uitkijken dat we door meer automatisering/standaardisering niet nog
sterker van slechts 1 type ontwikkeling uitgaan. Want zoals gesteld maakt
toepassing van techniek - moderne data-analyse - een gepersonifieerde
didactiek mogelijk. Verscheidenheid, of beter, verschillendheid in kaart
brengen, in plaats van onverschilligheid. Maar slechte of onvoldoende
doordachte toepassingen (zoveel mogelijk ICT omdat we van deze tijd zijn, of
een dergelijk kul argument) bewerkstelligen juist het omgekeerde:
onverschilligheid!
De vraag die je aanraakt is wat de reden is waarom er ondanks nieuwe kennis over het leervermogen van mensen, ondanks de toegenomen mogelijkheden in The Information Age toch steeds maar weer een grote mensenmassa ontstaat waarbinnen zo weinig mogelijk variatie mogelijk is. Het krachtenveld waarin dat plaatsvindt is m.i. van alle tijden, het wordt gezocht door die massa, dan gecreëerd, beheerd en in stand gehouden door een kleine groep binnen die ca 80% van het totaal. De 20% odd-ones en de kwalificaties die vanuit die 80% aan die diverse groep wordt gegeven is ook van alle tijden. De grootste afwijzing / waardering richt zich buitenproportioneel op die kleine groep, niet zelden tegelijkertijd, of met een groot tijdsverschil er tussen (waarbij het genie pas (h)erkend werd na hun dood)
BeantwoordenVerwijderenDat krachtenveld was goed zichtbaar tijdens de tijd van de verzuiling. Elke kring had werkende informatiefilters, doordat er alleen binnen de eigen ideologische en/of religieuze kring bewogen werd. Bewegen naar de rand betekende het riskeren van sociaal isolement. De priester/dominee, de politieke leiders, de fabriekseigenaren hadden allemaal hun eigen redenen om het krachtenveld in stand te houden. De gewone 80% burger wist niet beter, voelde zich veilig, veroordeelde andersdenkenden, of tolereerde ze maar ging er niet mee om. Kortom: het ideale kennisfilter. Gezocht door de grote massa, gecreëerd, beheerd en in stand gehouden door the powers that be. Maar wel af en toe stiekem gluren bij de buren natuurlijk.
En toen kwamen The 60, waarin het bon ton werd om eens goed over de schutting te kijken. De ontkerkelijking zette stevig in, er ontstonden cross-over partijen en in plaats van gluren bij de buren kwam er echte interesse in wie die ander nu werkelijk was. Op jouw vakgebied kwamen o.a. Noam Chomsky met theorieën over de ontwikkeling van het leervermogen. In de jaren 80 ontstond ook het inzicht dat een deel van die overige 20% wel eens, hoewel sterk getalenteerd, kon onderpresteren doordat deze in het keurslijf van die 80% werd gedrukt. Mensen als Michiel Piechowsky hebben baanbrekend onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van deze ca 20%.
In de jaren 90 werd het het digitale tijdperk geboren: The next step in the evolution of Mankind. Hoewel het veel zegeningen heeft gebracht is het krachtenveld waarover ik eerder sprak weer gewoon in werking getreden. Via Social Media zoekt de grote massa een eigen informatiefilter dat prompt gecreëerd, beheerd en angstvallig in stand gehouden wordt door een kleine groep die die 80% naar het midden toe doet bewegen. Het onbegrip voor anderen is terug, en zelfs het gluren bij de buren (dat heet tegenwoordig Reality Show). De groep die hier belang bij heeft heet niet meer de paus, politicus of de grootindustrieel, maar Google, Facebook en Amazon. Alle overige commerciële sectoren willen maar al te graag zo snel mogelijk meeliften om zo de ultiem bestuurbare volgeling creëren. De verzuiling heeft nu een opleidings-, inkomens- en leeftijdsprofiel.
Kortom: op sociaal-maatschappelijk terrein zijn we terug in de jaren 50. Het gedrag van mensen blijft echter de echte gamechanger. Voor dat gedrag is inzicht nodig (dat hebben we steeds meer) maar ook tijd voor verwerking, afweging, creatie. Het is nu juist de tijd die ons zoveel mogelijk afgenomen wordt in de rat race die de digitale revolutie heet. Bestuur de randvoorwaarden en bestuur de 80%. De patroonherkenners waarover je spreekt zijn voor de overige 20% interessant, niet voor de grote massa. Dat is, vermoed ik, de reden waarom dit te weinig wordt toegepast.
En die 20%? Uit die 20% komt zoals altijd de werkelijke vooruitgang. Uit die groep kwamen de Luthers, de Gallilei's, de Rousseau's, en de Tesla's (waarover we in de tijd dat we nog collega's waren een leuk gesprek hebben gehad, dat ben ik nooit vergeten), niet uit de kleine groep die die 80% probeert aan te sturen voor hun eigen doelen. De kunst is om die 20% zo effectief mogelijk te laten zijn, en daarvoor is onderlinge steun hard nodig, die zal nauwelijks uit die 80% komen.
Hoi Hans, Ook ik kijk met plezier terug op onze gesprekken, alweer ruim 10 jaar geleden! Razend interessant de verhouding tussen massa en individu!
BeantwoordenVerwijderenDat (resp.) was en is het zeker! Wat is volgens jou de reden waarom, zoals je in je laatste alinea stelt, er via ICT gegrepen wordt naar meer standaardisatie, terwijl werkelijke vernieuwing ligt in de ondersteuning van diversiteit?
VerwijderenHoi Hans, sinds de agrarische revolutie, de industriële revolutie en daarna de ICT revolutie zie je dat in stappen de diversiteit van de mens mbt handelen in de wereld afneemt, terwijl op collectiviteit de mogelijkheden/complexiteit en diversiteit telkens gigantisch is toegenomen. Een reden daarvoor kan liggen in de ontwikkelingsdynamica, zoals door Werner en later Stuart Kauffmann is omschreven (the origin of order). Maar ik zak hier binnenkort een blog aan wijden.
VerwijderenGroet, JW