Al vele decennia zijn de sociale wetenschappen in de
ban van de statistische methode. Op zich is er niets mis met deze methode, maar
een serieus bijeffect van een grote fixatie op enquêtes, likertscales en
normaalverdelingen is dat het argument nogal eens vooral als opinie wordt
gezien en dus niet of nauwelijks als wetenschap. En dat terwijl de wetenschap
waar de statische (kwantitatieve) methode aan wordt ontleend, de wiskunde,
juist volledig op het argument is gebaseerd. Wat is er aan de hand?
Een mooi voorbeeld is in mijn blog vorige week
terzijde langsgekomen. Een psychologieprofessor (Angela Duckworth) doet
onderzoek naar talent en onderzoekt de hypothese dat iedereen binnen normale
fysieke, cognitieve en neurologische grenzen in staat is een top talent te
worden. Ze stelt dat de "grit" factor (zéér veel oefening en
motivatie) altijd aan de basis van toptalenten ligt. Als x, dan y (x -> y).
Als mensen hard oefenen, en in eerste instantie een ambitieuze ouder/leraar
hebben, wordt een vaardigheid ontwikkeld. De professor verifieerde haar
hypothese door een aanzienlijk aantal toppers te "testen". Vervolgens
blijkt dat ze allemaal heel veel geoefend hebben, vooral onder aanvankelijk
externe motivatie. Zelfs Mozart "past" in het schema: voordat vader
Mozart zijn wonderkind aan de wereld toont, heeft hij al tientallen uren
oefening gehad. De statistische analyses zijn zonder meer foutloos uitgevoerd,
en niet voor niets zijn de resultaten onder andere geplaatst in hoog
aangeschreven tijdschriften.
Argumenteren kan altijd worden teruggevoerd op vier
afleidingen, twee juiste, en twee onjuiste. De in het talentonderzoek gebruikte
afleiding is de juiste modus ponens: x, dan y. Maar x, dan y
betekent niet automatisch y, dan x (een buitengewoon vaardig iemand heeft
altijd veel geoefend). Immers, het kan ook dat de vaardigheid is komen
aanwaaien, dat het in de genen zit, of dat iemand genetisch is gemanipuleerd,
of desnoods van een andere planeet komt. Deze onjuiste omkering wordt "affirming
the consequence" genoemd. Het is een veel gemaakt foute
afleiding, ook in statistisch onderzoek, hoewel soms in de discussiesectie
wordt genoemd dat correlatie niet gelijk is aan causatie en dat een
alternatieve verklaring voor y niet uitgesloten mag worden.
Een modus ponens kan dus worden geverifieerd: een
extreem vaardigheidsniveau volgt altijd op veel oefening. Een juiste afleiding
die in de statistische methode vaak buiten beeld blijft, is de modus
tollens: x -> y; er is geen y, dus geen x. Het vinden van een zeer
ambitieuze ouder/leerkracht die een 'normaal' kind niet succesvol maar
methodisch goed op de piano traint, falsifieert de hypothese dat talent altijd uit
motivatie en hard oefenen volgt. Ook een hoog vaardigheidsniveau zonder veel
oefening falsifieert deze theorie. Dit is geen mening; het is een logisch feit!
(Idioot) savants en wonderkinderen die buitengewone vaardigheden op een zeer
hoog prestatieniveau op bv YouTube demonstreren, falsifiëren de theorie van
Duckworth. Hun vaardigheden (y) komen niet voort uit motivatie en oefenen (x).
Duckworth maakt zo twee denkfouten: (1) x -> y is gelijk aan y -> x
("affirming the consequence") en (2) het niet toepassen van de
modus tollens. Hoe hard we ook ons best doen, we kunnen een muis niet leren
brullen, net zomin als dat we een tijger niet tot vegetarisme kunnen bekeren!
Maar vanwege de lage status van de niet-statistische methode, produceren
sociale wetenschappers tijdschriften vol goed uitgevoerd kwantitatief
onderzoek, waarin argumenten en meer waarschijnlijke alternatieve hypothesen
regelmatig ten onrechte worden afgedaan als 'meningen'.
De Wason taak illustreert de specifieke tekorten in de
menselijk argumentatie. Proefpersonen krijgen 4 kaartjes (op de ene kant een
cijfer, op de andere kant een letter) te zien: "A", "4",
"C" en "5". De regel luidt: indien aan de ene zijde van de
kaart een klinker staat, staat op de andere kant een even getal. De vraag is:
Welke kaart(en) moet je minimaal omdraaien om de regel te controleren? Kaart "A"
moet worden omgekeerd. Dat doet bijna iedereen goed (modus ponens). Meer dan de
helft van de mensen draait de kaart "4" ten onrechte om (x, dan y is
niet gelijk aan y, dan x; denkfout "affirming the consequence").
Kaart "C" hoeft evenmin omgedraaid te worden (denkfout "denying
the antecedent"). Kaart "5", tenslotte, wel! Slechts 5% van
de mensen doet dit! Het betreft de modus tollens: geen y (even getal), dus geen
x (klinker). Als op de achterkant van de 5 een klinker staat, is de stelling
gefalsifieerd. Zowel het niet toepassen van de modus tollens, als het toepassen
van de "affirming the consequence" is in het talentonderzoek aan de
orde. Een goed argument is meer dan slechts een opinie!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten