vrijdag 29 mei 2020

Lectoraat Brein en technologie uitgelegd

In deze Corona tijd word me regelmatig gevraagd wat mijn lectoraat nu precies doet. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om aan te geven dat wij onderzoek doen naar de samenwerking tussen enerzijds de cognitieve en emotionele functies van het menselijk brein in, anderzijds, de context van een technologische wereld en dan met name smart technology. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het aanpassingsvermogen aan een snel veranderende wereld en nieuwe kansen en mogelijkheden bij het beschikbaar worden van nieuwe smart Technology, of nieuwe apps, die samen weer nieuwe praktijken opleveren. Levenslang leren, bezien vanuit de discrepanties tussen brein en technologie, vormt de kern. Niet alles wat technisch kan is leerbaar, en niet alles wat makkelijk geleerd kan worden is technisch uitvoerbaar.

Er zijn telkens nieuwe mogelijkheden en dito onmogelijkheden. Online werken, bijvoorbeeld, stelt hele andere eisen aan onze executieve functies (het plannen, werkgeheugen en emotionele/motivationele inkleuring) dan elkaar dagelijks in de wandelgangen en bij de koffiemachine tegenkomen. Bij fysieke ontmoetingen (op kantoor, of op school, etc.), dient de zogenaamde “affordance structure” (koffiemachine, wandelgangen, rookruimte, etc) als externe trigger tot interactie (overleg, etc.). Situated knowledge, noemt filosoof Andy Clark het. Bij online werken moeten de initiatieven om tot interactie te komen, top-down (declaratief) gegenereerd worden. Dat terwijl ingesleten routines (situated knowledge) juist grotendeels op automatismen (procedureel geheugen, dus bottom-up) berusten. Automatismen maken dat snel veel werk verzet kan worden, maar leunen sterk op fysieke affordance structures.

Een nieuwe mogelijkheid biedt daarentegen het drempelverlagende (disinhibition) effect, dat kan leiden tot minder autoriteit gevoeligheid, waardoor online vergaderingen effectiever en inhoudelijker kunnen worden. Door dit ‘online disinhibition effect' krijgen prestige aspecten, zoals stropdassen en nette pakken minder kans. Echter, hier ontstaat dan wel weer het gevaar van “Cyber bullying” (pesten).

Brain & Technology, met als eerste kernveld Inclusive Society, gaat dus over de relatie tussen psyche (mind) en techniek, dus over levenslang leren bezien vanuit de extended mind. Meer algemeen geldt dat we met technologie brein processen (mind) uitbesteden (outsourcen) aan onze smart devices, net zoals we onze spijsvertering deels uitbesteden aan het koken, en lichaamsbescherming (primaire functie van de huid) aan onze kleding. Dus de grens tussen lichaam en omgeving ligt allerminst vast, mede dankzij technologie. Brain & Technology gaat dus over grensverkeer, en over grensmogelijkheden en problemen. Over hoe de samenleving functioneert in termen van duurzaamheid, diversiteit en inclusie, ondanks en/of dankzij de rol van technologie in deze outsourcingrelaties.

De tweede lijn van mijn lectoraat, inclusieve technologie, betreft de gevolgen van technologisering voor mensen met een brein dat net iets anders werkt dan de meeste breinen. Daarmee is namelijk de relatie tussen brein en technologie (de outsourcing) ook anders. Dat kan voortkomen uit zintuiglijke beperkingen. Iemand die slecht of niet kan zien, bijvoorbeeld, zal op andere zintuigsystemen leren navigeren, en dat heeft een andere cognitieve functionaliteit ten gevolge. Maar we zijn ook gespecialiseerd in neurodiversiteit, vaak autisme genoemd. Dit is feitelijk Brein en Technology op de mens spelen, want veel begaafde neurodiverse mensen zijn typisch analytisch en sterk op classificeren en systematiseren gericht. Onder “techneuten” zijn diagnoses binnen het autistisch spectrum oververtegenwoordigd.

Ook hier weer dus een discrepantie: technologische ontwikkeling (innovatie) berust deels op neurodiverse breinen, maar door de complexe sociale maatschappelijke organisatie die een smart society kenmerkt, staan veel neurodiverse mensen toch aan de kant, ondanks vaak voortreffelijke kwalificaties. ItVitae in Nederland biedt begaafde mensen binnen het autistisch spectrum met een opleiding en begeleiding naar werk in de high Tech branche. Mijn onderzoeksgroep doet onderzoek naar bijvoorbeeld hoe zowel werk, als wonen en vriendschap met elkaar in balans kunnen blijven bij een sterke focus op structuur en inhoudelijke analyse (kenmerken van neurodiversiteit). Ons zogenoemde “bèta talent” onderzoek (neurodiversiteit) betreft dus de relatie tussen het neurodiverse brein en haar extensie (omgeving, technologie) - hetgeen we “mind” noemen - en hiermee dus de extended mind in de context van levenslang leren en aanpassen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...