Victorine en ik gaan volgende maand met onze jongste
dochter wonen in museum dorp Oud Aalden, in een Saksische boerderij uit 1684.
Hier kan je nog uren wandelen in het esdallandschap, door het monumentale
boerderijen dorp, de Essen, het beekdal en de heide en bossen.
Kleinschaligheid, die niet meer buiten een “museum” bestaat. Enkele weken
geleden schreef ik dat de mens een puur kwaliteitsorganisme is met een relatief
trage reproductie: momenteel leeft bijna 7,5 % van alle mensen die ooit geleefd
hebben. Als hetzelfde percentage van alle ooit geleefde ratten nu
tegelijkertijd zouden leven, zou het hele aardoppervlak bedekt zijn met een
enorme schil levende ratten. Met de uitvinding van de drukpers zijn we echter
begonnen deze trage biologische reproductiesnelheid te compenseren door gebruik
te maken van culturele / technische reproductiemechanismen. Economie, oneindige
groei uit eindige middelen. Als organisme zijn we kwaliteit, maar onze
technologische output is vooral kwantiteit: grootschalig en weinig divers. Denk
aan de monoculturen, die de mooie stroomdalen en afwisselende landschappen van
weleer hebben verdrongen, zeker na de ruilverkavelingen. Of denk aan de steden,
met daarin menselijke legbatterijeieren van zoveel mogelijk verdiepingen.
Prestige objecten in een strijd om aanzien en macht. Control-c, control-v,
copy-paste. Maar is er in deze kwantitatieve reproductie-compensatie wel
voldoende oog voor de mens, de pure kwaliteit?
Nee, economische groei is onze biologische en daarmee
en passant ook psychologische (inclusief morele, ethische en emotionele)
reproductiemogelijkheden volledig gaan overwoekeren. Wie ik ben, wat ik wil,
wat ik kan, ik kan het overal in veelvoud te weten komen in mijn multimedia
devices. Maar ik kan het niet in mezelf vinden, of in communicatie met mijn
naasten. Hoewel, daar is vast ook wel weer een app voor! Maar hoe komen we
terug bij onszelf, of tot onszelf en elkaar? Zeker niet door meer technologie,
en ook niet perse door betere technologie, want telkens weer blijkt betere
technologie in dat ene aspect waartoe het ontworpen is, in de toekomst in nog
onbekende aspecten weer nieuwe problemen te genereren. De auto, bijvoorbeeld,
was een minder vervuilende opvolger van de paard en wagen, maar bleek in haar schaalvergroting
op het gebied van mobiliteit weer vele nog veel grotere problemen dan stinkende
en rottende paardenpoep in de negentiende-eeuwse steden te genereren.
Het is hoogst tijd dat wetenschap en politiek
verantwoordelijkheid gaan nemen voor de “iatrogenese” (ziekmakende werking) van
technologie, in plaats van hierin blind investeren omdat de verbondenheid
tussen technologie en economie daartoe “dwingt”. Schaalvergroting, copy-paste
en monoculturen zijn niet natuurlijk en wel kwetsbaar (als het misgaat, zoals
bij Corona, dan zijn de benodigde spullen per definitie op de verkeerde plek,
omdat nergens meer geïntegreerde gehelen zijn). Zelfs een onbeduidend klein artikel,
is vaak samengesteld uit onderdelen uit verschillende werelddelen. Herhaling
als gevolg van opschaling is ook herhaling van bijwerkingen, met als gevolg
afnemende diversiteit. De natuur is kleurrijk, vol afwisseling en herbergt de
meest diverse soorten. Exacte herhaling bestaat niet. Mensen zijn ook
kleurrijk, divers en uniek, maar ze worden in de monoculturen die ons zijn gaan
overschaduwen helaas steeds minder recht gedaan, en dat terwijl er zoveel
mensen juist nu leven. Kunnen we echt niet beter? Gelukkig kunnen wij in ons
museum gaan wonen, ik verheug me er op!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten