Hoe zal
het zijn, als je geboren bent in een sociale omgeving, waar jouw gaven aan de
samenleving er feitelijk niet toe doen? Zou je je bevrijd voelen van de drang
om te moeten presteren en je waarde te moeten bewijzen? Of zou je je verloren
voelen, nutteloos tussen al die anderen, waarvan sommigen wel noodzakelijk
gevonden worden, of zichzelf noodzakelijk vinden om actief en/of al werkend bij
te dragen aan de samenleving?
Het zijn
dit soort vragen die direct gelinkt zijn aan de psychologie van geven en nemen,
waar we vorige
week aandacht aan besteed hebben. De beroemde geschiedkundige Yuval
Harari schrijft in zijn 21 lessen voor de 21ste eeuw dat
door toenemende automatisering en robotisering in de nabije toekomst grote
groepen mensen op de arbeidsmarkt waarschijnlijk totaal overbodig worden.
Volgens hem kan een basisinkomen dan wellicht een oplossing bieden. Maar juist
de sociale media zijn zo enorm verslavend succesvol omdat ze (de illusie van)
aandacht geven en krijgen voeden, en ons daardoor een gevoel geven dat we er
toe doen en verbonden zijn. Het psychologisch fundament is hier de
psychologie van geven en nemen.
Hoewel
het virtueel verbonden zijn door posts te plaatsen en te
reageren op die van anderen meer weg heeft van een fopspeen (bubbel) dan
van een echte bron van voeding, draagt het wel bij aan (informatie)
geven en nemen. Experimenten met basisinkomens stellen mensen (tijdelijk) vrij
van de plicht tot werk, of in ieder geval van sollicitatieplicht, en vaak wordt
er dan gekeken of mensen aan hun eigen ontwikkeling, ondernemerschap of
creativiteit gaan werken. Zingeving is daarmee (impliciet) een
doel. Een breed gedragen basisinkomen zou echter zeker op termijn volledig
losgezongen raken van zingeving, het zou wellicht mensen voorzien van de
mogelijkheid om betalend consument te zijn van werkers en producenten die wel
weten te produceren. gechargeerd, het maakt ons met geld gevoerde Hans
en Grietjes, die slechts hoeven te eten totdat … Tot wat, eigenlijk. Een
bizarre toekomstdroom…
Afgelopen
week gaf ik een lezing over de toekomst van werk, waar natuurlijk heel veel
over gezegd kan worden, dat echter in laatste instantie nooit veel meer dan
gespeculeer zal blijken te zijn (de toekomst voorspellen blijft nu eenmaal onmogelijk).
Voor mijn lezing hadden de mensen naar een futuroloog geluisterd. Opgewonden
liepen ze na de pauze bij mij de zaal in, met opmerkingen zoals “Spannend, de
toekomst, dat straks bijna al ons werk beter door AI en
machines gedaan zal worden, wat een bijzondere tijd waarin we leven”. Ik vroeg de
mensen wat ze daarvan vonden? Willen jullie je werk kwijt, en hoe ga je dan je
bijdrage aan de samenleving leveren? Geen antwoord, en dan voorzichtig dat ze
daar hadden nog niet over nagedacht hadden. De discussie over de toekomst van
werk, waaronder de inzet van "slimme" technologie, wordt nooit
democratisch gevoerd. Wat betekent het bv om meer hoeven na te denken, of te
werken, psychologisch voor ons, voor ons mentaal welbevinden?
Het staat nooit op de agenda van futurologen, of tech-bedrijven, die met
disruptieve technologieontwikkeling en implementatie miljoenen verdienen.
Tijdens
mijn lezing stel ik dat een basisinkomen als armoedebestrijding naar mijn
mening prima is, juist omdat uit diverse onderzoeken is gebleken dat armoede
schadelijk is en bovendien onrechtvaardig, dus daar gaat mijn kritiek tegen een
basisinkomen niet over. Niet (werkend) bijdragen mag echter geen default worden,
dat is pas echt armoede (in termen van geven en nemen). Maar vooral gaat mijn
lezing over de psychologische consequenties van future technology.
Als we alleen al kijken naar de gevolgen van sociale mediaverslaving op ons
leefpatroon en de verstedelijking en globalisering op onze (culturele)
diversiteit, dan valt hier heel veel over te zeggen, wat vooral onbesproken
lijkt. Met technologie op zich is niet per definitie iets mis. Integendeel,
zonder technologie zouden we als mensheid maar een heel beperkte biotoop hebben
als letterlijk naakte aap, Echter, waar technologie ons in toenemende mate
ongewild is gaan voorschrijven hoe we leven, waar we ons op richten (social
platforms, series en andere globale media), is technologie geruisloos
overgegaan in technocratie. Technocratie ondermijnt democratie, wederom
onbedoeld (ik geloof echt niet in complotten). En de zweverige onbestemdheid
van slimme robotica, kunstmatige intelligentie die ons verstand en begrip te
boven zal gaan, althans, dat lijken velen te geloven (ik niet!), appelleert aan
een ander psychologisch fundament: religieuze verbondenheid. De koning is dood,
lang leve de koning.
Na mijn
lezing komen een paar mensen naar me toe. Toch wel gek, zeggen ze, dat we dit
allemaal “nemen”, dat niemand meer geïnteresseerd lijkt in wat we
willen geven. Zonder inzicht in de toegepaste psychologie, zijn we
aan de goden – of beter – smart devices overgeleverd!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten