vrijdag 24 april 2020

Loket Brain & Technology: inclusieve anderhalve meter

Ten tijden van crisis, leren we vaak het meest. Wat we leren, is uiteindelijk voor iedereen individueel verschillend. Dat we best zonder of met veel minder verre vliegreizen kunnen, dat we online ook efficiënt kunnen vergaderen, dat we daarbij dan wel weer aspecten kwijtraken die we erg missen, zonder dat we wisten dat ze er überhaupt waren, dat we ons misschien veel minder of juist veel meer nuttig voelen in ons werk, of in onze samenleving. Al deze zaken - levenslessen - komen ongevraagd en grotendeels door niemand geregisseerd op ons pad. De opmerking "van" John Lennon is op deze Corona crisis tijd nog meer van toepassing dan eerder: “Life is what happens to you, while you’re busy making other plans”.

Ook in ons Brain & Technology lectoraat leren we momenteel veel. Wij hebben als onderzoekers de behoefte om iets te doen, om bij te dragen. Collega lector Timber Haaker (lector Business Models) startte een helpdesk (fieldlab) waar onder meer MKB bedrijven kunnen aankloppen om van onderzoekers en studenten hulp te kunnen krijgen om te kijken hoe ze Corona proof kunnen worden.

Binnen mijn lectoraat Brain & Technology hebben we kennis van menselijk gedrag, emotie en denken (cognitie) en van hoe technologie kan worden ingezet om de aansluiting op de samenleving (werk, wonen, relaties) te kunnen behouden, ook als je anders (divers) bent dan de meeste mensen. Een inclusieve samenleving (inclusive society, naast inclusive technology onze Brain & Technology onderzoeks-/kennislijn), biedt plek aan iedereen, mensen die meer op details gericht zijn en graag de diepte in gaan, tegenover mensen die als het ware van nature de sociale normen woordloos begrijpen. Mensen die een visuele of auditieve beperking hebben, tegenover mensen die juist moeite hebben met het verwerken van grote hoeveelheden prikkels, etc. Mensen zijn er in grote diversiteit, en het is niet moeilijk te bedenken dat een “anderhalve meter samenleving” voor iemand die iets dichterbij moet komen om een ander te verstaan heel anders is, dan voor iemand die graag de wereld op een afstand houdt. Iemand die hulp nodig heeft vanwege rolstoelgebruik, of verlamming, zal op een andere wijze geïsoleerd dreigen te raken in zo’n samenleving, dan iemand die vanwege slecht zien makkelijk te dicht bij mensen komt.

Bij ons lectoraat denken we er hard over na om samen met studenten en de onderzoekers een loket te openen om te helpen mee denken om de gedachte van een inclusieve samenleving ook in de anderhalve meter samenleving te kunnen handhaven. Of, en daar wees Mia Nijland me op, creëren want onze samenleving is nog helemaal niet inclusief. Daartoe zullen we dan inventariseren waar mensen in hun “diversiteit” tegen aanlopen, om vervolgens met experts en studenten toegepaste psychologie te adviseren, en zo ons steentje bij te dragen. Het nieuwe normaal zal hele andere mogelijkheden en beperkingen genereren. Helpen de mogelijkheden te benutten en zo tot een duurzamere samenleving komen, kan alleen als ook de beperkingen adequaat gezien worden en aangepakt. Opstaan, falen en weer opnieuw opstaan! Maar ... zul je zien dat volgende week alle regels weer veranderen. Hoe zei  John Lennon dat ook al weer?

vrijdag 17 april 2020

Onderwijs illusies en de ophokstudent

Zo langzamerhand weet ik het niet meer. Zouden wij - het hoger onderwijs - nu echt niet zien dat onze studenten absoluut niet in de eerste plaats naar ons komen voor de meest efficiënte kennisoverdracht? Zien we niet dat een groot aantal van onze jongeren in een single huishouden woont, waar we dan ook nog eens prat gaan op het feit dat ze met hun eigen voorzieningen slechts 25 vierkante meter bewonen? Dat de “ergernis” en ook het plezier over een gezamenlijke keuken en sanitair daarmee tot het verleden behoren. Zien we niet dat de ophokstudent voor sociale contacten op de universiteiten, scholen en bibliotheken  vertrouwt? Zien we niet dat een relatief prestigieuze plek/studie waar je met lot- en leeftijdgenoten samenkomt om te werken aan wie je bent en aan het bestendigen van onderlinge relaties veel meer omvat dan de meest efficiënte leerstof overdracht? De studenten schreeuwen me het haast toe, in de contacten die ik nu met afstudeerders heb via Microsoft teams: dit is geen studentenleven. Eenzaamheid. Ze vrezen dat wij - docenten en management - zo opgaan in de illusie dat we uitstekend afstandsonderwijs realiseren, dat we daarmee in de toekomst veel meer virtueel zullen gaan doen. Dat ze met afstandsonderwijs ook nog het laatste sociale contact kwijtraken, en dat tijdens de Corona we dan ook nog kwaad zijn als ze elkaar opzoeken in het park? Hulde aan de vijftig plus trimmers, die in hun gezondheidsmanie wel op ieders begrip kunnen rekenen als ze je in datzelfde park haast letterlijk ondersteboven rennen.

Eerlijk gezegd snap ik de studenten wel. Waar ik aanvankelijk enthousiast was over Massive Open Online Courses (MOOCS), weet ik ondertussen dat onderzoek van ondermeer Harvard en MIT heeft uitgewezen dat zelfs de colleges gegeven door de absolute wereldtop gemiddeld slechts 3 minuten van de anderhalf uur bekeken worden. Wil je echt een leerzaam college opnemen dat ook serieus het bekijken waard is, dan kom je in de buurt van een BBC, Zembla of Noorderlicht documentaire en dat kan natuurlijk niet uit. In een zaal zitten en je desnoods rot ergeren aan de docent, of juist bewondering krijgen voor die energieke professor, of met zelfs z’n allen een college overslaan, het hoort bij goed onderwijs, hoe gek het ook klinkt. Wat we nu met z’n allen kunnen leren, is dat hogescholen en universiteiten places to be zijn. Daarin ligt onze bestaansreden, ons être pour-soi. Dat ligt dus niet in het kunnen werken met de apps van Microsoft of Google - dat is gelukkig kinderlijk eenvoudig en daar is zeker geen hoger onderwijs voor nodig.

Nu het hoger onderwijs gesloten is en we feitelijk zoals betoogd dus slechts zeer ten dele nog doorgaan (gechargeerd gesteld doen we net alsof we nog open zijn), lopen we het risico onszelf uit de markt te prijzen. Want als het echt slechts om kennisoverdracht zou gaan, zijn er natuurlijk zoveel interessantere documentaires en is er op het gebied van kennisoverdracht zoveel dat interessanter is dan zelfs topwetenschappers zelf in elkaar kunnen zetten. Zelfs Einstein was geen documentaire maker. Als we het echt doorvoeren, luisteren naar het gebroken Engels van mij en mijn vele Nederlandse collega’s in onhandig in elkaar gedraaide kennisclips, dan is het een kwestie is van tijd voordat niemand meer naar ons luistert. Dan zouden we de deuren kunnen sluiten, en allemaal een essentieel beroep gaan uitvoeren, bijvoorbeeld in de zorg. Of als we daar niet van houden, zouden we misschien een school beginnen, maar dan zo’n één waar jonge mensen echt kunnen samenkomen, en aan hun identiteit en onderlinge relaties kunnen werken, en dan ook nog in het kielzog daarvan een vak of wetenschap leren? Gelukkig is het niet zo ver, we laten het niet gebeuren, en onze prachtige hogescholen en universiteiten snappen natuurlijk dat ze veel meer doen dan alleen kennisoverdracht. Maar wellicht goed om de positie van de hedendaagse student - zowel qua wonen, leven als studeren - opnieuw te bezien, want er is vrees ik veel meer leegte en eenzaamheid onder jongeren dan we op het eerste gezicht zien.

vrijdag 10 april 2020

Alter ego

Vorige week had ik het over Freud. Een van de grote verdiensten van Freud bleef daarbij onbenoemd, namelijk het feit dat hij een leer van psychologische/psychiatrische ziektes ontwikkelde, waarin de abnormale toestand als een uitvergroting of disbalans van de normale ontwikkeling wordt gezien. Iedereen bezit een oerdrift (Id), een moreel kompas ofwel alter- of superego, en daartussen in het handelend ego. Dit ego wordt soms door oerdriften opgehitst en moet dan bij het uitleven van zo’n drift dit nauwkeurig afstemmen op de mogelijkheden en vereisten die het superego en de maatschappij haar oplegt. Deze structuur geldt voor iedereen, maar disbalansen leiden tot verschillende stoornissen, of sublimaties (veredelingen), die van gestoord tot verdienstelijk kunnen zijn. 

Met de “neurodiversiteit beweging” trachten meer recente theoretici ook om zaken als autisme en ADHD te plaatsen als andere ontwikkelingen op een aantal variabelen (gerichtheid op detail, gerichtheid op analyse, etc) die min of meer een spectrum van mogelijkheden weergeven. Bepaalde configuraties kunnen leiden tot handicap, beperking of ook talent. Echter, ook nu wordt door de critici het concept neurodiversiteit steevast een buzzword genoemd, dat vooral gebezigd wordt door mensen binnen bijvoorbeeld het autisme spectrum die zelf meer dan voldoende compensatie mogelijkheden (bijvoorbeeld intellectuele capaciteiten) hebben. Daarmee zouden dan minder begaafden mensen binnen hetzelfde spectrum tekort worden gedaan, zij zijn echt gestoord, zie bijvoorbeeld de podcast “Hoe kunnen mensen met autisme zichzelf zijn?” van de Vlaamse kinder- en jongerenpsychiater Jean Steyaert (UPC Leuven). Maar waarom hebben we het bij een laag begaafde persoon met autistische trekken over dezelfde stoornis als bij een persoon die met een hyper-focus en een groot analytisch vermogen de top haalt? Waarom zouden ze beiden autisme spectrum stoornis hebben?

Argumenten zouden moeten komen uit een perspectief zoals Freud dat voorspiegelde, een leer waarin abnormal en normal psychology in één en hetzelfde kader begrepen kunnen worden. Want anders - als gekscherend gezegd Bill Gates een autistiform genie is en Rainman een autistiforme stumper - is het “verklaringsmodel” (autisme als deels genetisch verankerde predispositie die door milieu factoren en andere ontwikkelingsobstakels uitgelokt kan worden) vooral een juridisch model, een normatief imperatief dat verwijst naar een moreel kader. En daar hadden we toch het alter ego? Moet het alter ego gestalte krijgen in de vorm van de psycholoog/psychiater? Ben je gek, we zijn, zoals mijn lief Victorine beschreef in twee door mij op muziek gezet liedjes, allemaal velen in één: Alter Ego! Jazeker, er is More than meets the eye!


vrijdag 3 april 2020

Freud

Mijn lief Victorine en ik kijken elke dag een episode van de nieuwe Netflix serie Freud. Hoewel de verhalen op fantasie berusten en dus weinig met de geschiedenis te maken hebben, is de jonge dokter Freud zijn psychologische interpretatie van psychiatrische beelden (zoals hysterische conversie) in een overheersend fysiologisch/organisch gerichte medische praktijk, boeiend in beeld gebracht. Het idee dat ons bewustzijn - het denkend en handelend ik waar we ons continu mee identificeren - slechts een topje van de ijsberg is, gebouwd op talloze angsten en verlangens, was nieuw in de medische wetenschap. Natuurlijk was dit veel minder nieuw in die andere duizenden jaren oude traditie - de filosofie - maar dat terzijde. De koppeling van zijn psychologie van bewustzijn en onderbewustzijn aan toestanden van het zenuwstelsel, onttrokken zijn ideeën uit het religieuze en filosofische domein en brachten ze naar het medische of in ieder geval psychologische domein. Daarmee was Freud de “grandfather” van ook mijn leeropdracht, Brain & Technology. Heeft Freud de cognitieve neurowetenschap vandaag de dag nog iets te bieden?

Wat mij betreft zeker! In onderzoek waarin proefpersonen onder een MRI scan gelegd worden, is duidelijk dat veel keuzes die we maken al in ons brein gemaakt worden, voordat we ons bewust zijn van die keuze. Dat wil zeggen, voordat we een antwoord geven, is in ons brein al lang zichtbaar geweest wat dat antwoord zal gaan worden, terwijl we denken dat we pas op het moment van respons de beslissing namen. Ons denkend en handelend ik - wat Freud het ego noemde - wordt in navolging van de neuroloog Gazzaniga tegenwoordig de “Brain-interpreter” genoemd. De boodschap is dan dat we denken dat we iets willen of kiezen, maar dat ons brein de keuze voor ons maakt, op grond van de brein geschiedenis, ofwel de op grond van eerdere ervaringen ingesleten brein sporen. Feitelijk is dit exact wat Freud beweerde, op grond van ervaringen, teleurstellingen en bevredigingen ontstaat er een onderbewustzijn. Hierin spelen eerdere ervaringen, angsten en verlangens door in ons alledaags handelen (het Id). Ook onze aanvaringen met gezag, met de regels, doen een moreel besef ontstaan, een alter-ego, opgevat als recurrent brain circuits, die de brain-interpreter determineren. En toen Mendel duidelijk maakte dat selectieve voortplanting eigenschappen versterkt en versterkt, was al snel duidelijk dat ieder mens in ieder geval het resultaat is van voortplanting die nooit faalde. Op het moment dat je dan geslachtsrijp wordt, zal deze ingebakken eigenschap - deze oerdrift - “schreeuwend” (zuchtend en kreunend) van zich laten horen, vanuit de krochten van het on- of zelfs onderbewuste. Ja ja, wij zijn ons brein.

En zo gaat de slinger heen en weer. Het primaat ligt in de machinerie, het primaat ligt in de ziel, materie, geest, nature, nurture, enzovoort. En nog steeds gaat hierdoor de essentie van het begrip van wat we waarom doen en hoe onze geest werkt al te gemakkelijk verloren. cursussen met als titel “managen met brein kennis”, of desnoods “om het eender wat met brein kennis”, gaan nog steeds als hete broodjes over de toonbank. En als het er feitelijk op aan komt, heeft de filosofie nog steeds het meest te bieden dat echt enige grip geeft op onze drijfveren. En net als ten tijde van Freud, wordt dat elke keer toch weer als niet falsifieerbaar en daarmee niet wetenschappelijk gezien. En .. gaap .. gaat de slinger weer heen ... en weer! Maar 3 punten wil ik hier concluderen: 1. Freud is nog zeker een interessante/relevante psycholoog/wetenschapper, vooral omdat er 2. nog steeds een statement gemaakt kan worden voor het primaat van Filosofie t.o.v. Psychologie (Psychiatrie) en 3. Freud in de gelijknamige Netflix serie op een bizarre/lugubere en tegelijkertijd intrigerende manier voor het voetlicht wordt gebracht: de serie is een aanrader!

Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...