vrijdag 30 oktober 2020

Ich bin ein Dorfbewohner: de tragedie van de meent

In het brinkdorp Oud Aalden waar we afgelopen juli naar toe zijn verhuisd, is de brink de centrale plek, het dorpsplein, zoals in alle zandgrond dorpen. Hier werd het vee verzameld, om van daaruit naar de gezamenlijke weidegronden gebracht te worden. Als de herder de schapen (of ander vee) aan het eind van de dag van de gezamenlijke weide terugbracht naar de brink, wisten de dieren zelf de weg terug te vinden naar hun stal en zo naar hun eigen boerderij. De boerderijen waren ontstaan rondom de brink en zo werd de brink vanzelf steeds centraler. Meerdere wiskundige principes zijn hierin zichtbaar (‘kip en ei’, ofwel attractoren, speltheorie, etc.). We gaan in op het speltheoretische principe, dat later bekend werd onder de naam de “tragedy of the commons”, omdat het gedurende eeuwen de coöperatieve mentaliteit “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” heeft bepaald. Hoe zit dat?

De gemeenschap in de brinkdorpen bestond uit boerengezinnen, die met elkaar de landerijen rondom de dorpen bewerkten. Het vee dat werd gehouden voor de wol, melk en vlees had uiteraard beperkte weidegronden. De herder had de zorg voor het vee, dat vanaf de brink naar en van de weide werd gebracht. Ieder gezin had een aantal dieren en zou haar “rijkdom” kunnen doen toenemen door meer dieren te nemen. Echter, de gezamenlijke weidegronden waren niet oneindig, en als er te veel dieren waren zou door overbegrazing het evenwichtspunt (vraag en aanbod) kunnen omslaan, met als gevolg dat alle dieren onvoldoende voeding zouden krijgen. Het individuele belang van elk gezin was zoveel mogelijk dieren, het gezamenlijk belang was niet meer dieren dan de gemeenschappelijke gronden konden voeden. Je kon als boer een grotere schaapskooi bouwen dan je buurman, maar meer schapen houden zou vroeg of laat de gemeenschappelijke kudde over het equilibriumpunt jagen, met armoede ten gevolge van de overbegrazing als gevolg voor iedereen. Vandaar dat de hele gemeenschap - het hele systeem – nauwlettend in de gaten hield of individuele leden het niet te hoog in de bol kregen. Dit wiskundig principe is verwant aan het Nash equilibrium van John Forbes Nash (1928-2015) over wie de prachtige Hollywood film A Beautiful Mind is gemaakt.

Toen wij in Oud Aalden kwamen wonen viel op dat de Saksische boerderijen - die ondertussen de rijksmonument status hebben – bewoond worden door mensen met “moderne” beroepen. Toch werd wel naar ons gekeken of wij wel aansluiting zouden zoeken bij het dorpse karakter. De affordance structure (nu van een intact gebleven historisch boerendorp) decimeert al te uitbundig vertoon en gedrag nog steeds, ook al zijn de grasweides niet meer in gebruik voor begrazing van het gezamenlijk vee. De gedachte van de “extended mind” dringt zich op om dit te begrijpen.

Zoals kleding en ook onze behuizing kan worden opgevat als geoutsourcete processen van de huid (warm houden), valt de monumentale ingerichte leefomgeving op te vatten als geoutsourcete breinprocessen. Een plek voor het hooi, een plek voor het vee, een plek voor samenkomst en nabuurschap, etc. En alles verwijst naar een wereld die wellicht niet rijk was, maar wel balans kende. Dat is in schril contrast met de “smart-technology” wereld van nu, waarin natuurlijk dezelfde wiskunde – the tragedy of the commons – op gaat, maar niemand meer weet hoe individueel gedrag de collectieve balans kan herstellen. Eén auto meer de snelweg op, een vliegreis meer, nergens is zichtbaar wat de gevolgen van individueel gedrag is op het collectief van ons bestaan, terwijl overbegrazing van onze prachtige planeet aan de orde van de dag is. Dagelijks sterven er soorten uit, is er honger en oorlog op de minder fortuinlijke plekken op aarde en obesitas en overconsumptie in onze Verlichte wereld. Door de schaalvergroting ten gevolge van (digitale) technologie raken we steeds meer het zicht kwijt op onze “common grounds” en wordt ons gedrag buitenzinniger, haast psychotisch, gedecimeerd door onze moderne brinken, de sociale media. Bij nader inzien blijkt de tragedy (of the commons),  een verloren rijkdom! Op deze door Big Tech bedrijven gecreëerde en beheerde dorpspleinen zijn wij ondertussen zelf zowel het consumptie-, als het productievee geworden, overprikkeld en overvoed door hyperfood, smachtend naar menselijk contact. Ik geniet van onze nieuwe plek, onze herwonnen vrijheid, maar denk aan een variatie op de woorden van John F. Kennedy: “Alle vrije mensen, waar ze ook leven, zijn burgers van een dorp, en dus ben ik, als vrij man, er trots op te kunnen zeggen ‘Ich bin ein Dorfbewohner’!"

vrijdag 23 oktober 2020

De rationaliteit voorbij?

 

Liefde is niet rationeel. Zoals Jean Buridan (1300-1358) al in de 14de eeuw bewees dat een volkomen rationele ezel die precies tussen twee hooibergen is geplaatst van honger om zou komen (immers, het zou niet rationeel kunnen kiezen welke van de twee hooibergen hij zou moet benaderen om te gaan eten), zo zou een rationele keus voor een partner elk moment bij het aantreden van een iets “betere” partner in verlatenheid eindigen. Er zou dus niets in gezamenlijkheid opgebouwd kunnen worden. En samenwerken is waar mensen goed in zijn, in voor- en tegenspoed. Deugden als liefde en trouw en gevoelens als hartstocht en jaloezie spelen hierin een veel belangrijkere en evolutionair dieper verankerde rol dan rationaliteit. Als we proberen in uitzonderlijke situaties onze wereld te begrijpen, moeten we dit voor ogen houden, maar dat is dan weer uiterst ingewikkeld en vraagt, hoe paradoxaal, om een goed doorgevoerde rationaliteit. Hoe zit dat?

Neem de huidige Corona crisis. Toen we er in maart mee geconfronteerd werden, wisten we bijna niets. Wel wisten we dat we elkaar konden besmetten en door elkaar besmet konden worden, en dat we dat praktisch allemaal wilden voorkomen. We begrepen dat we daarvoor offers moesten brengen en dat deden we in eerste instantie met liefde. Oppervlakten en handen moesten continu gereinigd worden, zodat we het virus niet via aanraking konden doorgeven. Desinfectanten en doekjes gingen symbool staan voor goede intenties, opmerkzaamheid en zorgvuldigheid en daarmee voor gastvrijheid, in winkels, scholen en op het werk. Een nieuwe werkelijkheid ontstond, het nieuwe normaal.

Ondertussen zijn we maanden verder. In de Wired van deze week staat een lang artikel over wat ze beschrijven als the hygiene theater, want in de vroege zomer werd bekend dat contaminatie door aanraking van besmette oppervlakten zo goed als niet plaatsvindt, maar dat het inademen van gemeenschappelijke lucht daarentegen wel tot de belangrijkste besmettingsroutes behoort (Barber, 2020). Dus feitelijk moesten we van desinfecteren en social-distancing het accent verleggen naar gezichtsmaskers en ventilatie. Maar, zo als de Wired beschrijft, spreken over aerosolen is lang gemeden, want dat de besmette minidruppels wel een uur in de ruimte kunnen blijven hangen en dus kunnen besmetten (zoals in een sigarenrookwalm), is beangstigend en zeer moeilijk om te zetten in operationeel “rationeel” gedrag dat ons helpt elkaar en onszelf te beschermen. De zichtbare bestrijding van het virus via desinfecteren zou omgezet moeten worden in iets onzichtbaars en dat is veel angstaanjagender. Vandaar dat we de symbolen van het eerste uur – geen handen geven, handen blijven wassen en voorwerpen blijven desinfecteren en zo onze gastvrijheid en zorgzaamheid voor elkaar uitdrukken – niet kunnen loslaten. En dat is niet vreemd.

Laten we eerlijk zijn, de evolutionaire aspecten die we gemeen hebben met andere primaten zoals bijvoorbeeld elkaar groeten, kussen en beleefdheden uitwisselen na lange separatie, berusten evenmin op rationaliteit. Een overheid die probeert de gevolgen van een nieuw onbekend virus met beperkte kennis in te dammen door gedragsafspraken te maken, zal zonder twijfel veelvuldig spreken over nieuwe tradities zoals the hygiene theater, waar ze voor staan, en wat de kracht van de symboolwaarde is, zelfs als ze achteraf geen of nauwelijks “rationele” waarde blijken te hebben. Ze overboord gooien kan vervreemdend en ondermijnend werken, en dat alleen al kan onvoorspelbare (desastreuze?) gevolgen hebben. Wetenschap kan hier als vleesgeworden rationaliteit feitelijk niet helpen. Dus in plaats van het RIVM of het OMT of kabinet te veroordelen, zou inzicht proberen te krijgen in de kracht van symbolen, gevoelens en deugden wellicht voor meer begrip leiden. Andersom zou aerosolen overdracht – volgens steeds meer wetenschappelijk bewijs de belangrijkste transmissie van het Corona virus – niet ontkend hoeven te worden, louter om het gevoel van controle te blijven behouden. Controle of niet, de linker hooibaal of de rechter voor de ezel van Buridan, rationaliteit alleen brengt ons niet tot keuzes.

Barber, G. (2020). It’s Time to Talk About Covid-19 and Surfaces Again. Wired, 20 October 2020


vrijdag 16 oktober 2020

Traditie en continu vernieuwen, een borrelpraatblog in de vakantie!


Het is herfstvakantie. Heerlijk mijmeren, een bockbiertje … Sommige sectoren staan zich voor op traditie, zoals bijvoorbeeld dranken als bier, whisky en wijn, en andere sectoren staan zich voor op continu vernieuwen om naar een steeds betere kwaliteit te komen, zoals wasmiddelproducenten en (high) tech. Vanzelfsprekend is dat sectoren aan beide kanten van het spectrum met de door hen gekozen marketingstrategie – traditie of continu verbeteren van de kwaliteit – in feite onzin verkopen. Het meeste bier dat vandaag de dag wordt gebrouwen komt uit een volledig geautomatiseerde en (deels) gerobotiseerde productiefabriek, en veel wasmiddelen gebruiken nog steeds in grote lijnen dezelfde formules als 40 jaar geleden. Toch vind ik het jezelf voorstaan op traditie veel minder irritant, dan alle leugens over continu verbeteren. Als kind van 4 hoorde ik al op de radio roepen dat Ajax nu nog schoner wast, en als ik alle jaarlijkse beloftes tot verbetering in de 56 jaar die sindsdien verstreken zijn bij elkaar optel, dan is een pak Ajax, of Witte Reus naast de vuile was zetten voldoende om even later een perfect schone was te hebben. En continu verbeteren van technologie? Ook onzin!

Toen ik 4 was, hadden mijn ouders een Electrolux stofzuiger. Toegegeven, het ding maakte, zo herinner ik me, enorm veel herrie. Maar hij werkte altijd, onophoudelijk. Toen in 9 was kochten mijn ouders een Miele, en die is heel lang gebleven. Toen ik op kamers ging, kreeg ik hem mee en kochten zij een nieuwe. De slangen gingen stuk van de mijne, maar het ding was toen 15 jaar en ik kocht ook een nieuwe. Zo stil mogelijk. En weer één, en weer één. Ondertussen heb ik met Victorine twee jaar geleden mijn 12de (!) stofzuiger gekocht, een Bosch met sensortechnologie. Intelligent! Het ding gaat om de haverklap uit, omdat de sensor “iets” meet. Bah, waardeloos. Hetzelfde met mijn wasdroger, een iets duurdere, met artificial intelligence (merk Siemens). Sensoren geven continu de raarste foutmeldingen en de bedieningstoetsen zijn geen schakelaars meer (want die kunnen stuk gaan, aldus de folder) maar sensoren. Al 2 keer is de monteur erbij geweest, en die kan niet anders dan zeggen dat je vooral resoluut de sensoren moet indrukken. Vandaag kreeg ik hem helemaal niet meer aan de praat, en hij is nu 2 jaar en een maand …

Zojuist heb ik op het internet gezocht naar een nieuwe stofzuiger en een nieuwe wasdroger (ja ik weet het, duurzaamheid heb ik wel hoog in het vaandel, maar kennelijk de hightech fabrikanten niet, al staan hun folders er vol van), maar dan zonder “smart” technology. Immers, een stofzuiger moet gewoon een goede elektromotor hebben, en vroeger gingen die ook zonder allemaal “beschermingen tegen overbelasting” jaren mee. En een wasdroger ook zonder “intelligence”. En wat denk je, ze zijn gewoon niet meer te koop! Van ellende neem ik maar een biertje van een traditioneel merk. Maar dan lees ik dat er tegenwoordig hele andere genetisch gemodificeerde granen en hop zijn verwerkt. Zou ik er daarom tegenwoordig steeds hoofdpijn van krijgen? Het ligt vast aan het bockbier, proost!

vrijdag 9 oktober 2020

Online leiderschap

Al kort na de Lock down in maart, kwam het “schone handen werk” (kantoorwerk, dienstverlening, administratie, onderwijs) weer op gang. Massaal gingen we online verder met vergaderen, offertes uitbrengen, en zelfs de rechtspraak en het onderwijs gingen online. Geen Tech-reus had tot dan toe voor elkaar gekregen, wat Corona moeiteloos lukte, een stille en (achteraf) meestal vreedzame revolutie! Aanvankelijk was er van alle kanten begrip voor de thuiswerkers, van cliënten, leerlingen, en onderling van collega’s. Zelfs meer dan begrip, waardering voor het zo snel binnentreden van een schijnbaar totaal andere werkelijkheid. Ondertussen zie je sleetsheid optreden, studenten die in verzet komen tegen onlineonderwijs, kantoorpersoneel dat weer zoveel mogelijk dagen in de week naar kantoor gaat. Vragen borrelen op. Hoe kon de adaptatie aan een digitale werkelijkheid waar zo veel weerstand tegen was zo soepel verlopen ? Vraagt online werken niet hele andere werknemersvaardigheden?

  

Om met dat laatste te beginnen, ja! Werken online lijkt vooral aan de buitenkant op werken on-site. Hierdoor kon de overstap snel en relatief gemakkelijk gemaakt worden, toen on-site werken door de Lock down tijdelijk geen optie was. De grootste irritaties waren aanvankelijk vooral technisch van aard (slechte verbinding, eruit gegooid worden). Maar technische problemen zijn oplosbaar, en de potentiële voordelen zijn geweldig! Met name het noodzakelijk oplossen van het fileproblemen en het reduceren van verontreiniging door fijnstof en CO2 ten gevolge van de massamobilisatie, kan door thuiswerken een heel stuk gerealiseerd worden. Echter zijn helaas de niet technische problemen van het thuiswerken een stuk hardnekkiger. In Nederland zagen we na de Lock down het werken op locatie weer langzaam maar gestaag terugkomen, en daarmee de files en luchtvervuiling. Nu zitten we in een tweede, zij het lichtere Lock down. Wat zijn dan die hardnekkigere niet technische problemen voor de werknemer? 

 

Laat ik bij mijzelf beginnen. Vanuit mijn rol als lector moet ik mijn team en de studenten stimuleren, enthousiasmeren, aanspreken, motiveren, van repliek voorzien etc. “Managing by walking around”. Daarbij moet ik vooral aanwezig zijn, iedereen wil gezien worden, en een leidinggevende moet zien. Maar vanachter mijn bureau thuis, pratend tegen een beeldscherm lukt me dat simpelweg onvoldoende. Even een praatje tussendoor maken is in de uiterst efficiënte indeling van de online dag feitelijk onmogelijk. Inspireren wordt al snel een monoloog tegen uitgezette microfoons en camera’s. Geen feedback. Vrij zeker ben ik ervan dat als er nu een medewerkerstevredenheid onderzoek zou worden afgenomen, ik als leidinggevende veel lager zou scoren dan “normaal”. Ook mijn eigen collega’s kon ik altijd bellen, maar nu zit iedereen continu in meetings en is de onbereikbaarheid maximaal. Eigenlijk speelt dit al heel lang, betere communicatiemogelijkheden leiden niet vanzelf tot betere communicatie en bereikbaarheid. Ik herinner me nog de tijd dat er geen mobiele telefoons waren, en je eigenlijk iedereen kon bereiken via elkaar met een paar keer bellen. Nu, met mails, SMS, WhatsApp etc. lijken we onbereikbaarder dan ooit. Houten schepen, ijzeren bemanning, stalen schepen, houten bemanning.  

 

Een strategie om met het online werken om te gaan, is elkaar - en daarmee indirect onszelf – nog meer bezig te houden met opdrachtjes, protocollen, verantwoordingdocumenten en kritische prestatie indicatoren. Zo creëren we weerstand, en lijden we, waardoor we voelen dat we er nog toe doen, dat we nog leven. Want veel beangstigender dan accreditaties en kwaliteitsprocedures is de gedachte dat we er niet toe doen. Prachtige zinnen uit Bowie’s Heroes:

We're nothing, and nothing will help us
Maybe we're lying, then you better not stay
But we could be safer, just for one day”

Het “niets” wordt doodgezwegen, weinig mensen hoor je over de onzekerheid of ons werk er eigenlijk wel echt toe doet. Zo makkelijk kon het volledig vervangen worden door bezigheden vanuit de hobbykamer thuis, dat het wellicht met iets meer moeite helemaal opgedoekt kan worden. Scheelt milieubelasting. Wellicht een basisinkomen, zodat we de economie nog wel blijven spekken.

 

Ik geef het toe, ik denk soms dat - omdat er vooral mensen nodig zijn die met hun handen kunnen werken (MBO-ers) –  minder HBO’s en universiteiten geen punt zal zijn. Maar ik moet ook toegeven dat ik ook een Held wil zijn. Mensen die altijd leidinggeven op afstand, hebben ineens mijn interesse. Zelfs Donald Trump, die met gestes van een afstand zijn volgelingen weet te inspireren en zijn (vele) tegenstanders weet te prikkelen! Tijd voor een cursus digitaal leiderschap? Ik meld me aan.  

vrijdag 2 oktober 2020

7.812.284.764 Sneeuwwitjes, smachtend naar een kus

Overal posten we foto’s, filmpjes, door slimme algoritmes real time opgemaakt als prinsen en prinsessen. Apps waarmee we onszelf letterlijk kunnen verplaatsen in de trailer van James Bond of een andere Actie Held. Daarnaast plaatsen we berichten die kant en klaar opnieuw gedeeld kunnen worden, waarin we onze gemoedstoestanden kunnen communiceren. De paar regels die we echt zelf typen, worden automatisch verbeterd. Wijzelf worden automatisch gefotoshopt en zo “verbeterd”  (ook met autotune, autocorrectie etc.) naar de meest acceptabele versie van onszelf gegeven de meest modieuze trends. Smart technology voorziet in een behoefte die de telkens toegenomen schaal heeft gecreëerd waarop we ons bestaan uitdrukken. Een flessenboodschap in de oceaan, voor iedereen die maar  kijken, lezen of, beter, consumeren wil. Maar de trieste impliciete boodschap is dat we niet alleen eenzaam zijn, maar tevens zonder al deze smart technology niet goed genoeg …

We hunkeren naar aandacht, maar zolang we in onze wonderspiegel alleen de door smart technology geoptimaliseerde versie van onszelf zien, ontmoeten we niet vanzelfsprekend de ander. We kunnen “geluk” hebben, en met onze alledaagse filmpjes waarin we over koetjes en kalfjes babbelen een miljoen volgers krijgen. Mijn dochter besteedde uren per dag aan het kijken naar dergelijke “flessenboodschappen” van meiden die babbelden over het spelen van de app Star Stable. Omdat deze meiden veel volgers krijgen (het is een sneeuwbaleffect dat door toeval kan ontstaan) worden ze benaderd door marketeers van diverse merken en vanaf dan worden ze ingezet als influencers: levende en goed betaalde reclamezuilen van merken. Hoewel, dat leven is virtueel en zal net als een fopspeen uiteindelijk de behoefte aan voeding en vervulling niet bevredigen. Volgers en influencers zijn in belangrijke opzichten dan ook aan elkaar gelijk, allen schreeuwen ze om gezien te worden, slapende schoonheden in een droomwereld, in virtuele glazen kistjes.

Mijn vrouw en ik zijn "ontsnapt", door te verhuizen vanuit de grote stad naar het platteland. Onze dochter heeft nu een echt paard en ze zit uren per dag minder op haar smart devices. Wij wonen in een huis dat volgens de huidige bouwbesluiten niet meer gebouwd mag worden. Maar natuurlijk is echt ontsnappen niet mogelijk. Wel verbaas ik me vanuit hier er nog meer over. Ziet niemand wat een afschuwelijke eenvormigheid we wereldwijd zijn gaan creëren? Ziet niemand dat we veel beter af zouden zijn als we in het echt met elkaar verbonden zouden zijn, we op elkaar gericht zouden zijn, en niet alleen elkaar via regels en protocollen leren in te kaderen? Met onze machinaties hebben we een schaal gecreëerd waarop alleen maar hongerenden zijn: 7.812.284.764 Sneeuwwitjes (m/v/anders), smachtend naar een kus.

 


Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...