donderdag 24 juni 2021

Entitativiteit; wat psychologie van muziektheorie kan leren!

Juist tijdens de Corona crisis is er veel onderzoek gedaan naar entitativiteit, een begrip dat een groep in plaats van een individu als de basiseenheid (entiteit) van onderzoek ziet. Zo’n groep kan een lage entitativiteit hebben, zoals de mensen die toevallig bij elkaar op een bus staan te wachten, en een hoge entitativiteit, als al die wachtenden “toevallig” allemaal een lange baard hebben, zwaar getatoeëerd zijn en een leren motorjack dragen met de naam van een motorclub. Bij werkoverleggen en besprekingen is er in een team ook altijd sprake van een hogere entitativiteit, maar, zo merken diverse wetenschappers op, tijdens het via Teams werken met de Corona crisis, dreigt de entitativiteit te verlagen. Dit zou de teamprestaties verlagen. Eerlijk gezegd vallen de aanbevelingen me, zoals vaker bij psychologisch (of breder, sociaal wetenschappelijk) onderzoek, tegen: Stel gezamenlijke doelen, vergader op vaste momenten en neem tijd om even te acclimatiseren via small talk. Zo zou de teamspirit gevoed worden.

Soms vraag ik me af wat het nut is van open deuren, juist peer-reviewed psychologie lijkt hierin te grossieren. Toegegeven, zo’n open deur is dan weer wel volgens beproefde onderzoeksopstellingen en methodieken “bewezen”. Maar op dergelijk bewijs valt altijd praktisch alles weer af te dingen, en, toegegeven, het houdt ons wel van de straat. En op straat zullen de meeste psychologen elkaar niet herkennen, zoals Harley Davidson rijders dat wel doen. Onze entitativiteit, met andere woorden, is niet hoog, we zijn hooguit zichtbaar in het elkaar de maat nemen, achter de schermen, in redacties en panels van bijeenkomsten en vakbladen. En dan ook nog een maat, die alleen voor andere “ingewijde” te herkennen valt: tijd, plaats en voorkennis gebonden. Maar waar is de creativiteit? Waar zijn de spannende grotere visies?

Dergelijke visies behoren vooral tot het verleden, toen mensen als Freud, Piaget, Erikson en Kahneman met serieuze overstijgende visies kwamen, waar ook niet-psychologen iets mee kunnen. En natuurlijk is het niet allemaal absoluut waar. Maar ik zie mijn dochter een scriptie over identiteit schrijven, voor haar psychologiestudie, waarvoor ze bijna 1000 recente studies overziet, en het enige interessante uit elk van deze studies in mijn ogen de verwijzing is naar een (niet peer reviewed) boek van Erikson, waarin hij zijn visie op identiteitsontwikkeling uiteen zet, in het al dan niet doorlopen/oplossen van kenmerkende leeftijdsfase gebonden conflicten. Overal wordt dan gesteld dat deze theorie weliswaar (nog) niet is bewezen, maar dat het een mooi vertrekpunt vormt en vervolgens wordt het thema naar gender, huidskleur, sport, sociale klasse oneindig herhaalt met … (gaap) vragenlijsten en focus groepen.

Maar goed, hoe kan je iets zeggen over entitativiteit? In groepen zeggen mensen andere dingen dan in één-op-één gesprekken, in de “kudde” doen mensen andere dingen dan ze zouden doen als individu. Uiterst actueel, lijkt me! Niemand wil dat het milieu verpest wordt, en tegelijkertijd doen we collectief de dingen die hiertoe bijdragen. Ook bij racisme speelt entitativiteit. Psychologisch hebben we, zo bleek uit mijn search, hier nog bitter weinig over te vertellen. Bovendien blijken een heleboel mechanismen – zoals het “bystanders fenomeen” (plat gezegd: gedeelde verantwoordelijkheid is geen verantwoordelijkheid), Milgram’s “obedience to authority” (experiment waarin mensen een schok moesten toedienen aan een proefpersoon), Zimbardo’s experiment waarin het mechanisme van “disorientation, depersonalization en deindividuation” wordt getoond onder groepsdruk (Stanford Prison Experiment) – alle drie bewezen (grotendeels) fake te zijn (Brannigan, 2020; Le Texier, 2019; Perry et al. 2020; Levine et al., 2020). Dus hoe werkt dit nu wel? 

Wanneer vanuit een muziekinstrument binnen een muzikale structuur een enkele toon klinkt, is dat al een samenklank van een grondtoon en een (grote) reeks boventonen, die het specifieke karakter aan het instrument geven. Maar binnen een harmonie, kan dezelfde toon volstrekt verschillende betekenissen krijgen, en als het ware schreeuwen om een volgende toon (consoneren), of vrolijk (grote terts) of verdrietig (kleine terts) of melancholisch klinken (bijvoorbeeld een kleine sext). In de harmonische structuur is sprake van entitativiteit, een harmonische werkelijkheid, waarin het geheel meer is dan de som der delen. Muziektheorie heeft de bewegingen tussen enkele tonen en harmonische structuren en het verloop over tijd in harmonieleer, enharmonisatie, modulatie, contrapunt en andere muziektheoretische kennis al lange tijd gesystematiseerd. Daar kunnen wij – psychologen – iets van leren! Misschien betekent dit dat we gaan snappen wanneer individuele schaamte over kan gaan in collectieve daadkracht, of hoe individuele triomf gecorrigeerd kan worden door collectief schuldgevoel en maakt dat, dat we uiteindelijk toch in staat zullen zijn om het tij te keren en onze planeet te redden!

Brannigan, A. (2020). The Use and Misuse of the Experimental Method in Social Psychology: A Critical Examination of Classical Research. Routledge.

Le Texier, T. (2019). Debunking the Stanford Prison Experiment. American Psychologist74(7), 823.

Perry, G., Brannigan, A., Wanner, R. A., & Stam, H. (2020). Credibility and incredulity in Milgram’s obedience experiments: A reanalysis of an unpublished test. Social Psychology Quarterly83(1), 88-106.

Levine, M., Philpot, R., & Kovalenko, A. G. (2020). Rethinking the bystander effect in violence reduction training programs. Social Issues and Policy Review14(1), 273-296.

donderdag 17 juni 2021

Waarom Drones gevaarlijker zijn dan hamers (en niet zelfrijdende auto's)

Sinds oudsher wordt techniek zowel constructief, als deconstructief gebruikt. Met een hamer kan gebouwd worden, met een strijdbijl maakten hele legers elkaar soms een kopje kleiner. Toch is sommige techniek inherent gevaarlijker dan hamers. Waarom?

Om een hamer crimineel te gebruiken, moet je een mens-tot-mens gevecht aangaan, en kan je één slachtoffer tegelijk maken, met het risico dat het geweld zich onmiddellijk tot jouw keert. Met je kloten voor het blok, of, zoals Nassim Taleb het poëtischer zegt, Skin in the game. Daarbij ga je dwars door biologische zwaar verankerde psychologische remmingen heen. Eén van de morele dilemma’s in een onderzoek stelt dat tientallen mensen op het spoor gespaard kunnen blijven, door één mens te offeren. Neurowetenschapper Stephen Kosslyn vraagt zijn proefpersonen of ze hiertoe daadwerkelijk - van mens-tot-mens - iemand uit de trein op de wissel zouden gooien. Praktisch niemand blijkt hiertoe bereid. Echter, als gevraagd wordt of ze in een verkeerscentrale op afstand op een knop zouden drukken, waardoor de persoon op het juiste moment uit de trein op de wissel valt en zo alle mensen op de rails gered zijn, zegt een aanzienlijk aantal proefpersonen hiertoe bereid te zijn.  

Gewelddadig gebruik maken van een hamer, gebeurt hooguit (a) per ongeluk, dus niet intentioneel, vaak leidend tot zelfverwonding, (b) uit “noodweer”, waar gelukkig mensen nooit of slechts zeer zelden in terecht komen, of (c) door een echt zieke geest, die dan ook nog waarschijnlijker effectievere technieken zal kiezen om kwaad aan te richten. Een hamer kan je niet intentioneel gewelddadig gebruiken, zonder je anonimiteit op te geven en dus zonder jezelf psychologisch bloot te geven als extreem gewelddadig. Je moet psychologisch dus echt over de grens gaan, gek worden. Tenzij het uit noodweer is, is het absoluut niet verdedigbaar. Ondanks dat de hamer aangepast als strijdbijl in veldslagen in man-tot-man gevechten aan veel krijgers het leven heeft gekost (opgehitst “noodweer”), is de hamer dus letterlijk en figuurlijk hanteerbaar gebleken voor de mensheid, want de hamer was al beschikbaar bij soorten die evolutionair aan Homo Sapiens voorafgingen. Het is echter nog maar de vraag of hedendaagse technieken beheersbaar zullen blijken. Een (vracht)auto, bijvoorbeeld, kan in één slag beduidend meer schade aanrichten dan een hamer, maar wordt desondanks zeer zelden intentioneel als moordwapen gebruikt (b en c), terwijl per ongeluk er vele duizenden mensen per jaar in en/of door auto’s om het leven komen, of zwaar lichamelijk letsel oplopen. Dan hebben we het niet over andere gunstige, dan wel schadelijke gevolgen van automobiliteit. Feitelijk is het besturen van een auto vergelijkbaar met het hanteren van een hamer: om het opzettelijk gewelddadig te gebruiken, moet je jezelf psychologisch extreem blootgeven als een extreem gewelddadige persoon. Je moet het bovendien zelf doen, fysiek, dwars door alle ingebakken bio-psychologische weerstanden heen. 

Voor sommige technologieën is dit volstrekt anders. Een drone, bijvoorbeeld, kan met hetzelfde gemak – op afstand – gebruikt worden voor “goede” doeleinden (bijvoorbeeld fotografie, filmen) als voor terroristische aanslagen, verspreiding van chemicaliën, bespioneren, etc. Het inzetten als massavernietigingswapen is nauwelijks ingewikkelder dan het schrijven van een horror-story, het vereist niet dat je zelfs maar aanwezig bent op het voor anderen fatale moment. Een script kan gerechtvaardigd worden in abstractie, zoals terroristische organisaties dat doen door zich op de goede zaak, of god te beroepen. Hiermee kan elke ontwikkeling aan de drone, zelfs vanuit de meest idealistische gedachte, bijvoorbeeld voedseldistributie in moeilijk bereikbare ramplocaties, direct ook worden ingezet om bijvoorbeeld zenuwgas te distribueren in een moeilijk bereikbaar gebied. Slechts de rechtvaardiging is noodzakelijk, het verhaal erachter. En verhalen zijn ook al zo oud als de mensheid, en hebben talloze bloederige strijden gerechtvaardigd, of er zelfs toe aangezet.

“Autonome” techniek kan via "verhalen" worden aangestuurd (code, op afstand). Daar komt nog bij dat het inzetten van drones bij bijvoorbeeld popconcerten, om te filmen vanuit de lucht, niemand zorgen baart, terwijl als iemand met een hamer door het publiek loopt, er direct paniek uitbreekt. Met andere woorden, elke goede inzet van drones, maakt het makkelijker om ze fataal in te zetten. Nassim Taleb spreekt bij autonome techniek van “Skin in the Game”. Een auto kan, nogmaals een veel zwaardere slag geven dan een hamer, maar vanwege de Skin in the game (de bestuurder in de auto) wordt deze zelden intentioneel als moordwapen ingezet. Autonome auto’s zullen een heel ander verhaal worden. Drones zijn dat al. Laten we eerlijk zijn, het is niet voor niets dat in talloze Science Fiction scenario’s drones als het ultieme kwaad worden opgevoerd, bijvoorbeeld in de Netflix serie Colony, of Evil Drone. Achteraf zeggen Wir haben es nicht gewußt (wat veel nationaalsocialisten in WO2 achteraf zeiden ten aanzien van de vernietigingskampen), gaat nog op voor veel publiek, maar niet voor wetenschappers. Toch? 


donderdag 10 juni 2021

Omdat wij het laten!

Waar Big Tech bedrijven om geprezen worden, zouden psychologen/psychiaters voor in de cel belanden, schreef ik vorige week als aanhef voor mijn blog. En zo is het. Maar ook politici zouden indien ze een interventie doorvoeren waardoor duizenden mensen hun baan verliezen, met alle sociale en psychologische gevolgen van dien, een heel goed verhaal moeten hebben, willen ze niet met pek en veren achter de tralies eindigen. Met andere woorden, disruptie zou ook voor hen nooit een doel op zich mogen zijn. Het woord disruptie komt van to disrupt, wat verstoren, ontwrichten, of uiteen rukken betekent. Maar disruptieve technieken worden door onder meer futurologen aangekondigd als het heil dat ons de volgende stap helpt zetten naar een technologisch walhalla, een staat waarin niemand meer hoeft te werken, of te leren, of überhaupt ergens moeite voor te doen.

Voor alles dat er voor ons echt toe doet, hebben we moeten knokken. Het was even afzien, maar dan heb je ook iets. Psychologisch zitten we zo in elkaar, dat we succes attribueren aan interne factoren, zoals onze inzet, onze talenten, onze grootsheid en falen aan slechte omstandigheden (externe factoren). Als ik lang genoeg oefen, kan ik leren zuiver te zingen, en met hele kleine "onzuiverheden" extra zeggingskracht (en “dictie”) aan mijn zangkunst toevoegen. Maar dan komt er een disruptieve techniek – autotune – die binnen een behoorlijke range real time onze onzuivere intonatie keurig naar de dichtstbijzijnde zuivere toon brengt en … iedereen kan zingen. Zonder moeite! En omdat we alleen nog maar door autotune bewerkte zangopnames horen, worden zangers die structureel kleine “onzuiverheden” inzetten in functie van de expressie, steeds minder geaccepteerd. Weg vakmanschap. Hetzelfde geldt voor tempo. Popmuziek wordt alleen nog langs 1 metronoomsnelheid per song automatisch op ritme “verbeterd” (quantized), waardoor fluctuaties in zowel ritme als tempo absoluut niet meer tolerabel zijn. Weg menselijke maat - letterlijk ;) - en lol in muziek, leve de saaiheid.

Net als in een gemechaniseerde wereld, is het ook in een gecomputeriseerde wereld de mens die zich moet aanpassen. Voor een popmuzikant is dat op één metronoomstand per song zo strak mogelijk inspelen. Dan kan de machine de kleine onzuiverheden en ritmische timingsfluctuaties eruit halen, Om ze vervolgens via een "beproefd" algoritme weer terug te brengen (humanizing), dan in ieder geval exact volgens de tijdsgeest, dus volgens wat mensen continu voorgeschoteld krijgen en zijn gaan ervaren als juist. Het is niet persé zo dat mensen niet meer hoeven te kunnen spelen, of zingen, om een hit te scoren. Zoals een automobilist wordt "gemachineerd" door wegen, wielen, sturen, is een popmusicus gemachineerd door autotune, quantize en humanize. Al rijdend zien we niet het natuurlijk schoon dat we lopend - op onze biologische schaal - wel zien, als we gemakkelijk over een hegje of een slootje kunnen springen (wat met wielen nooit kan), en we traag genoeg gaan om letterlijk even stil te staan bij die prachtige tor. In de auto gaan we met zevenmijlslaarzen aan het leed en geluk van medemensen voorbij, die we zijn gaan benoemen als medeautomobilisten (of zelfs tegenligger, naar het bepalende device: de auto). We houden van haar, maar de auto kidnapt ons, net zoals onder meer de computer, onze smart-devices, en de sociale media. We houden van onze gijzelnemers. Stockholm syndroom in pure vorm. Maar de menselijke maat raakt steeds verder uit zicht.

 

Als vakmensen overal worden vervangen door slimme productiesystemen, zullen we onze menselijkheid op een andere manier moeten uiten. Gek genoeg is dit zo’n beetje buiten de interesse en scope van elk wetenschappelijk onderzoek! Gemakkelijk is beter, goedkoop het beste. Liever lui dan moe en verveling is hooguit vervelend. Disruptieve technologie onttrekt zich aan ethische, wetenschappelijke en politieke verantwoording, en haar gevolgen zijn nu eenmaal ondemocratisch. Als je toevallig in de grafische sector een vakmens was, ben je waarschijnlijk al 2 of 3 keer door de opkomst van ICT technologie overbodig geworden. In sommige andere richtingen kan je waarschijnlijk nog wel een paar honderd jaar mee. Op dit moment zijn bijvoorbeeld hoveniers niet aan te slepen! In een door disruptie saai en gemachineerd geworden bestaan, zijn juist nieuwe disruptieve technieken paradoxaal genoeg vaak tijdelijk een variatie/verandering, net zoals een ongeluk, of een overstroming, of soms zelfs een oorlog. Het is afschuwelijk, maar toch voelen we ons er soms een beetje toe aangetrokken. Disruptieve techniek maakt slachtoffers … omdat wij het laten!


zaterdag 5 juni 2021

Technologie en ontwikkeling, een dynamisch systeem perspectief

De effecten van een interventie op de ontwikkeling zijn nooit op voorhand te voorspellen. Enkele weken geleden hebben we hier in een serie van 4 blogs over dynamische systeem theorie (DST) bij stil gestaan. Slechts binnen bepaalde grenzen geldt dat bijvoorbeeld meer licht of voeding leidt tot meer groei, of dat meer aandacht of stress leidt tot betere prestaties of concentratie. Slechts dan is er sprake van een lineaire relatie tussen de onafhankelijke variabele (licht, voeding, aandacht) en de afhankelijke variabele (ontwikkeling, groei, prestaties). Maar wanneer de ene systeemtoestand overgaat in de andere (wanneer water ijs wordt bij het lineair afkoelen, of de draf overgaat in galop bij het lineair versnellen), valt niet te voorspellen. Wel kan het bij herhaling op grond van empirische ervaring worden vastgesteld. Op grond van ervaring kan het dan worden beschreven. Zo’n beschrijving is geen verklaring, maar kan als voorspelling zeker heel nauwkeurig zijn. Het probleem is dat wij mensen dan gaan denken dat de beschrijving een verklaring is. Maar als water “vervuild” is (bijvoorbeeld door zouttoevoeging), is opnieuw niet meer op voorhand bekend wanneer de faseovergangen plaatsvinden. Als een kind drastisch andere leerervaringen heeft dan andere kinderen (bijvoorbeeld van een vorige generatie, die nog geen tablets ter beschikking hadden), kan het gevolg met betrekking tot overgangen naar nieuwe ontwikkelingsstadia evenmin op voorhand worden bepaald.

Er kunnen interventies worden ingezet bij ontwikkelingsachterstanden, of soms ook bij grote voorsprongen of ontwikkelingen die we niet begrijpen. Denk bv aan geheel traag ontwikkelende kinderen, die uit het niets vaak tamelijk geïsoleerde bijzondere talenten tonen op het gebied van muziek, tekenen, of rekenen. Idiot savant, noemden men dit vroeger. In het verleden zijn diverse interventies bedacht, van gedragstherapeutische aanpakken, tot EMDR en van behandeling met medicijnen tot Elektro Convulsieve Therapie. Zulke interventies worden doorgaans heel goed onderzocht op zowel effect als veiligheid, maar we kunnen bij afwijkende ontwikkeling hun effect op voorhand niet kennen, juist vanwege de onvoorspelbare aspecten van dynamische systemen. Immers, zulke systemen kennen lineaire en dus voorspelbare ontwikkelingen binnen fasen, maar ook non-lineaire en daarmee discontinue faseovergangen, die alleen achteraf kunnen worden herkent en dan in exact gelijke gevallen tot adequate voorspelling kunnen leiden. Hier is sprake van een paradox: juist als een ontwikkeling afwijkt van wat we kennen, is de behoefte aan kennis en voorspellen het grootst, terwijl juist in unieke afwijkende situaties voorspelbaarheid principieel onmogelijk is geworden. Met betrekking tot genoemd voorbeeld van extreme vaardigheden op een bepaald gebied (bijvoorbeeld hele encyclopedieën uit het hoofd kunnen leren), spreekt men niet meer van idiot savant, omdat gebleken is dat deze mensen vaak anders ontwikkelen, maar lang niet altijd zwaar mentaal beperkt blijven op andere gebieden dan hun uitzonderlijke talent.

Abnormal Psychology heeft feitelijk altijd met een andere (minder goed gedocumenteerde) dynamische systeem ontwikkeling te maken. De normale ontwikkeling kennen we, en dan zijn faseovergangen – hoewel niet lineair – toch zo goed te voorspellen, dat we ze (haast) lineair “begrijpen”. Maar bij niet “neurotypische”– afwijkend van de meest reguliere – ontwikkeling is voorspellen op grond van ervaring lastiger. Met technische noviteiten wordt alles nog ingewikkelder. Veel technologische noviteiten – internet, sociale media, challanges via TikTok etc. – blijken in feite achteraf vaak minstens zo ingrijpend op ontwikkeling in te spelen als “bedachte” interventies, zoals gedragstherapie of EMDR. Echter, anders dan bij bedachte interventies is er vaak niet of nauwelijks over nagedacht, en al helemaal geen verantwoording voor afgelegd. Als je hier over nadenkt, dan is dat heel vreemd. Zo is bijvoorbeeld het onderhouden van fysieke vriendschappen (bv van een adolescent) met de opmars van sociale media platforms zoals Instagram en Facebook in toenemende mate in concurrentie gekomen met te onderhouden virtuele “vriendschappen”, waardoor jonge mensen soms verslaafd zijn geraakt aan virtuele approval van “vrienden”, zijn ze gaan leven voor hun “flessenpost” boodschappen. Soms staat dit schoolsucces regelrecht in de weg, anderen weten dat te combineren. Maar iemand die een nieuwe therapie geregistreerd wil krijgen, moet hiertoe door tal van ethische (en wetenschappelijke) procedures, terwijl een Big Tech bedrijf alles op de markt kan gooien, en kan rekenen op een warm onthaal: technology is cool en de toekomst! Maar de effecten van nieuwe innovaties op menselijk gedrag, kan je echt niet lineair vanuit wat je denkt te weten op voorhand vaststellen. Dat moet blijken, nadat gedrag en innovatie in een nieuwe configuratie zijn gekomen. En dat is lang niet altijd een verbetering: It’s hard to predict, especially the future!

Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...