Het houdt me al een tijdje
bezig. Begin van dit jaar, ongeveer halverwege januari, heb ik een search
gedaan naar peer-reviewed articles op de zoekterm “self-determination theory”, gepubliceerd in ... 2022! Wat denkt u, ruim
15000 hits, vandaag 20.700. In 1985 schreven psychologen Edward Deci (1942) en
Richard Ryan (1953) Self-Determination and Intrinsic Motivation in
Human Behavior. De theorie heeft 3 componenten en klinkt simpel:
Intrinsieke motivatie wordt versterkt door het ervaren van (1) sociale
verbondenheid, (2) autonomie en (3) competentie. Feitelijk waren deze zaken
natuurlijk al bekend vanaf de grote Griekse filosofen, maar ze zijn toch in
relatie met onze Westerse samenleving best spannend.
Zo was er in de vorige eeuw dat rare behaviorisme, dat van elk organisme een stimulus-respons machine
maakte, die slechts reageert en leert door straffen en belonen van (al dan niet
toevallig) optredende gedragingen. Nee dus, liet Deci al begin jaren 70 zien in
een aantal experimenten; mensen leven en leren in verbintenis met elkaar, en
als ze daarbij ook competentie en autonomie ervaren, ontstaat vanzelf de
intrinsieke motivatie hiertoe. Vermoedelijk zou niemand dit tegengesproken
hebben, als we niet vanaf het begin van de 20ste eeuw tot en
met B.F. Skinner in de jaren ’60 gedomineerd waren door (Amerikaans)
behaviorisme. Gelukkig zijn we daarvan af; ook andere (zoog)dieren en vogels
zien we (weer) als medewezens en niet meer als louter machientjes.
Het tweede opmerkelijke (zelfs contra intuïtieve) punt dat de theorie
stelt, is dat de intrinsieke motivatie wordt verminderd door
extrinsieke beloning. Dat gaat via component (2), autonomie. Als je zelf iets
wilt, er hard voor werkt (en het in sociale verbondenheid is en je daarbij je
eigen competentie voldoende ervaart), is de intrinsieke motivatie veel hoger,
dan als je ergens dik voor wordt betaald. Ook dit mechanisme is in een paar
experimenten bewezen. Maar onze westerse wereld stelt juist continu dat mensen
in topfuncties heel veel betaald moeten worden. Daar zit een dispariteit.
Voetballen topspelers alleen nog voor het geld, niet voor de lol, of de club?
Betalen we daarom ministers relatief weinig aan de CEO’s van bijvoorbeeld een
bank? Een minister moet intrinsiek gemotiveerd zijn, een bankdirecteur of
voetballer heeft gewoon een rotbaan die niet op intrinsieke motivatie kan
berusten, dus dan maar veel betalen.
Maar wat me verbaasd is dat
nu, bijna 50 jaar later, deze theorie zo populair is. Want, hoe veel waardering
ze ook verdienen voor het bekritiseren van “onhoudbare” tradities –
behaviorisme en het economisch/kapitalistisch model – de theorie is een open
deur, heel algemeen. Maar hyperspecialisme past niet echt bij sociale
wetenschap. Dat doet me denken aan columnist Ewald Engelen, die de Groene Amsterdammer van 9 februari 2022
John Maynard Keynes citeert: “It is better to be roughly right than
precisely wrong.” Net als bij de economische crisis, waar “econocraten”
met zeer specialistische kennis de plank volledig missloegen, zo beweert
Engelen, is er nu bij Corona de plank misgeslagen door wat hij noemt de “virocraten”,
de “ongekozen hyperspecialisten die een vrijbrief hebben gekregen om aan de
knoppen van samenleving en economie te draaien om het reproductiecijfer van het
virus omlaag te krijgen.” Hij merkt vervolgens op dat – net als de
econocraten in de 2008 economische crisis – die hyperspecialisten er keer op
keer naast zaten, ondanks onder meer een razendsnel opgetuigd hightech controlesysteem met apps en noodwetgeving, en trekt er
drie lessen uit: individuele hyperspecialisatie maakt collectief dom, in zo’n
crisis weet niemand het, en meer overstijgende slimheid (dus niet
wetenschappelijk hyperspecialisme) is geboden. Dus zeg maar, boerenverstand.