In deze Corona tijd word me regelmatig
gevraagd wat mijn lectoraat nu precies doet. Graag maak ik van de gelegenheid
gebruik om aan te geven dat wij onderzoek doen naar de samenwerking tussen
enerzijds de cognitieve en emotionele functies van het menselijk brein in, anderzijds, de context van een technologische wereld en dan met name smart
technology. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het
aanpassingsvermogen aan een snel veranderende wereld en nieuwe kansen en
mogelijkheden bij het beschikbaar worden van nieuwe smart Technology, of nieuwe
apps, die samen weer nieuwe praktijken opleveren. Levenslang leren, bezien
vanuit de discrepanties tussen brein en technologie, vormt de kern. Niet alles
wat technisch kan is leerbaar, en niet alles wat makkelijk geleerd kan worden
is technisch uitvoerbaar.
Er zijn telkens nieuwe mogelijkheden en
dito onmogelijkheden. Online werken, bijvoorbeeld, stelt hele andere eisen aan
onze executieve functies (het plannen, werkgeheugen en emotionele/motivationele
inkleuring) dan elkaar dagelijks in de wandelgangen en bij de koffiemachine
tegenkomen. Bij fysieke ontmoetingen (op kantoor, of op school, etc.), dient de
zogenaamde “affordance structure” (koffiemachine, wandelgangen,
rookruimte, etc) als externe trigger tot interactie (overleg, etc.). Situated
knowledge, noemt filosoof Andy Clark het. Bij online werken moeten de
initiatieven om tot interactie te komen, top-down (declaratief) gegenereerd
worden. Dat terwijl ingesleten routines (situated knowledge) juist grotendeels
op automatismen (procedureel geheugen, dus bottom-up) berusten. Automatismen
maken dat snel veel werk verzet kan worden, maar leunen sterk op fysieke
affordance structures.
Een nieuwe mogelijkheid biedt daarentegen
het drempelverlagende (disinhibition) effect, dat kan leiden tot minder
autoriteit gevoeligheid, waardoor online vergaderingen effectiever en
inhoudelijker kunnen worden. Door dit ‘online disinhibition effect'
krijgen prestige aspecten, zoals stropdassen en nette pakken minder kans.
Echter, hier ontstaat dan wel weer het gevaar van “Cyber bullying”
(pesten).
Brain & Technology, met als eerste kernveld Inclusive Society, gaat dus over de relatie tussen psyche (mind) en techniek, dus over levenslang leren bezien vanuit de extended mind. Meer algemeen geldt dat we met technologie brein processen (mind) uitbesteden (outsourcen) aan onze smart devices, net zoals we onze spijsvertering deels uitbesteden aan het koken, en lichaamsbescherming (primaire functie van de huid) aan onze kleding. Dus de grens tussen lichaam en omgeving ligt allerminst vast, mede dankzij technologie. Brain & Technology gaat dus over grensverkeer, en over grensmogelijkheden en problemen. Over hoe de samenleving functioneert in termen van duurzaamheid, diversiteit en inclusie, ondanks en/of dankzij de rol van technologie in deze outsourcingrelaties.
De tweede lijn van mijn lectoraat, inclusieve technologie, betreft
de gevolgen van technologisering voor mensen met een brein dat net iets anders
werkt dan de meeste breinen. Daarmee is namelijk de relatie tussen brein en
technologie (de outsourcing) ook anders. Dat kan voortkomen uit zintuiglijke
beperkingen. Iemand die slecht of niet kan zien, bijvoorbeeld, zal op andere
zintuigsystemen leren navigeren, en dat heeft een andere cognitieve
functionaliteit ten gevolge. Maar we zijn ook gespecialiseerd in
neurodiversiteit, vaak autisme genoemd. Dit is feitelijk Brein en Technology op
de mens spelen, want veel begaafde neurodiverse mensen zijn typisch analytisch
en sterk op classificeren en systematiseren gericht. Onder “techneuten” zijn
diagnoses binnen het autistisch spectrum oververtegenwoordigd.
Ook hier weer dus een discrepantie:
technologische ontwikkeling (innovatie) berust deels op neurodiverse breinen,
maar door de complexe sociale maatschappelijke organisatie die een smart
society kenmerkt, staan veel neurodiverse mensen toch aan de kant, ondanks vaak
voortreffelijke kwalificaties. ItVitae in Nederland biedt begaafde mensen
binnen het autistisch spectrum met een opleiding en begeleiding naar werk in de
high Tech branche. Mijn onderzoeksgroep doet onderzoek naar bijvoorbeeld hoe
zowel werk, als wonen en vriendschap met elkaar in balans kunnen blijven bij
een sterke focus op structuur en inhoudelijke analyse (kenmerken van
neurodiversiteit). Ons zogenoemde “bèta talent” onderzoek (neurodiversiteit)
betreft dus de relatie tussen het neurodiverse brein en haar extensie
(omgeving, technologie) - hetgeen we “mind” noemen - en hiermee dus de extended
mind in de context van levenslang leren en aanpassen.