vrijdag 27 november 2020

Uitgekeken

 

Ongetwijfeld ben ik niet de enige, die zichzelf ondertussen niet meer kan zien, in dat kleine vierkantje in het beeldscherm bij het vergaderen via Teams of Zoom. Ik probeer niet naar mezelf te kijken, naar hoe anders ik beweeg, lach, of praat dan ik dacht dat ik dat deed. Met weerzin constateer ik dat ik veel meer op mijn vader lijk dan ik dacht, ondanks dat ik gek op mijn vader was. Hij is niet veel ouder geworden dan ik nu ben. Door de flinke vertraging hoor ik regelmatig mijn eigen stem, wederom ontluisterend. Zal ik grijpen naar virtuele oplossingen? Blurren, “photoshoppen”, deepfake, avatars? Daarmee is het probleem niet opgelost. Integendeel, daarmee raken we nog verder af van “ouderwets” overleggen. Hoe zit dat?

Doordat ik mezelf zie deelnemen aan samenwerking en sociale interactie, ben ik op een andere manier betrokken dan wanneer ik vanuit mezelf de wereld tegemoet treed. Nu zie en hoor ik mezelf werken, en langzaam maar zeker ben ik me daar een mening over gaan vormen. Is dit samenwerking? Is dit überhaupt werken? Vanuit de eerste persoon ging het over de inhouden (onderwerpen), of medespelers in die samenwerking. Jezelf als derde (en zelfs een beetje tweede) persoon zien roept vragen op als: Waarom doen we dit? Is dit nu echt werken? En als collega’s hun achtergrond gingen vervagen, voelde dat steeds meer alsof ze me niet wilden laten zien waar ze leefden, alsof ik geen onderdeel mocht vormen van hun “echte” leven. Alsof we allemaal in de Truman story zijn beland, en de anderen na de “draai-dag” naar huis gaan, maar ik de enige ben die dat niet weet. Met een charmeoffensief probeerde ik dat af en toe te doorbreken, door net voor de vergadering te praten over mijn huis en mijn werkkamer, en dan de camera op te pakken en ongevraagd mijn omgeving te laten zien. Soms resulteerde dit in dat een collega ook zijn of haar omgeving in beeld bracht, en dat voelde goed. Maar ondertussen heb ik ook al met collega’s gesproken die zichzelf algoritmisch wat mooier hebben geprobeerd te maken, en dan natuurlijk in een virtuele (nep) omgeving.

Natuurlijk maakt make-believe altijd al een substantieel deel uit van werken in hogere functies. Met de online werkelijkheid is de grens tussen werkelijk en make-believe verder vervaagd. Mijn angstige vermoeden is dat dit door zal gaan. Net zoals we op de sociale media vooral de extreme blije (of woedende), vrolijke (of dieptrieste) aspecten van ons bestaan delen, zal ook in online samenwerken meer en meer “digitalisering” en dus polarisatie plaatsvinden: waar, of onwaar, goed, of slecht. Hierbij zullen we ons zelfbeeld vervangen door een algoritmisch op maat gemaakte avatar, en ook een gekozen stem zal real time onze eigen stem vervangen. Naast dat collega’s (en studenten) niet meer bij ons binnen kunnen kijken, kunnen ze dan ook onze stem niet meer horen, en, kom op, als er iets privacy is, is het wel ons gezicht, dus dat moet ook niet voor iedereen altijd zichtbaar te zijn.

Help! Voor mij is dit “a brave new world”, een nachtmerrie en ik snap niet goed waarom we het zo ver laten komen. Gewaarschuwd zijn we echt al eeuwen! Neem de filosoof Michel Foucault (1926-1984), die beschreef hoe de macht van centraal (vorsten) via decentraal (politie, bazen) naar continu (je bent overal zichtbaar) en uiteindelijk eigencensuur is gebracht (iedereen houdt continu zichzelf in de gaten). Of George Orwell, die in 1984 liet zien hoe een door technologie grootschalig geworden wereld, een big brother zou genereren (internet, sociale media censuur, etc.) die precies de machtsbeheersingsfilosofie realiseerde waar onder meer Foucault (en meerdere filosofen voor hem) het over hadden (of voor waarschuwden). We vinden ons en vooral onze digitale technieken het toppunt van intellectuele superioriteit, maar het is tevens helaas het toppunt van stupiditeit en door grote denkers is er ook al heel lang voor gewaarschuwd. Ook hier weer … polarisatie!

Maar dan denk ik dat het toch goed is, dat deze online revolutie zal leiden voor een herwaardering voor eerlijk werk, voor ambacht. Nu willen we onze kinderen graag zo hoog mogelijk (universitair) opgeleid krijgen, maar als we gaan inzien dat de meesten daarmee in een virtuele schijnwereld belanden, krijgen we vast meer waardering voor ambachtsmensen, die echt met elkaar voor elkaar en de leefomgeving zorgen. Brood moet je blijven eten, en virtuele broden zijn absoluut niet voedzaam, vandaar dat ze vooral rupsjes Nooitgenoeg in Nevereverland voeden! De MBO’s krijgen vast meer toestroom, want op een nepwereld raak je vanzelf uitgekeken. Toch?


vrijdag 20 november 2020

Schaarste en verzamelen

 

Hoewel ik dit jaar veel mensen heb gesproken via Teams, Zoom en Blackboard Collaborate, zijn het toch die door Corona zeer schaarse “real-life” contacten die er voor me uitsprongen. Tijdens onze verhuizing, stuitte Frank, één van de verhuizers in zijn twintiger jaren, op de verzameling Nintendo games van mijn vrouw Victorine. Zij loopt elk jaar de beurzen af op zoek naar oude Nintendo games. Frank doet hetzelfde en vertelt dat hij vooral gecharmeerd is van de jaren ’90 gameconsole spelen, want die zijn zo mooi te verzamelen. Daar herken ik wel iets in. Zo vond ik het geweldig om een verzameling langspeelplaten en later Cd’s aan te leggen. Maar toen iedereen Cd’s kon drukken en zo albums kon kopiëren werd het al iets minder leuk. Tamelijk massaal grepen liefhebbers toch weer terug op “vinyl”. Ook boeken vond ik fantastisch, een boek dat me echt veranderde, moest ik in de kast hebben. Totdat je moeiteloos in een kwartiertje zoveel boeken (illegaal) op je computer en later e-reader/tablet kon downloaden, dat je de rest van je leven niets anders meer zou hoeven te doen dan te lezen.

Het bijzondere is dat ongelimiteerde toegang tot spellen, muziek of boeken (verhalen en kennis) uiteindelijk niet alleen de media letterlijk, maar ook inhoudelijk (figuurlijk) goedkoper heeft gemaakt. En dat heeft dan weer vreemd genoeg een relatie hoe media worden gepresenteerd. Hoe?

Neem de gemiddelde geluidsinstallatie in het hoofdvertrek van een particulier huishouden anno 2020: bagger! Waar in de jaren 80 en 90 iedereen een hifistereo geluidsinstallatie had, waarop we onze favoriete muziek op platen en Cd’s prachtig konden afspelen, hebben we nu nog nauwelijks favoriete muziek, laat staan een fatsoenlijke installatie om het op af te spelen. Ja, via bijvoorbeeld Spotify of ITunes kunnen we alles horen dat ooit ergens gemaakt is, maar meestal luisteren we via een luidsprekertje op de smartphone of tablet. Weg lol in muziek, weg liefhebberij in het aanleggen van je eigen collectie muziek en daarmee het bouwen aan je eigen identiteit. Voor boeken (bv Kobo plus) en voor spellen (online) geldt ongeveer hetzelfde. De presentatie van tekst in een e-book is nauwelijks meer dan tekst; alinea’s, plaatjes, lettertypes, het lijkt allemaal nergens op in vergelijking met de mooi gezette en gedrukte boeken die steeds schaarser lijken te worden. Hoe makkelijker we tekstueel kunnen communiceren, hoe minder we lezen, SMS en daarna WhatsApp zijn prachtige voorbeelden van “verminkte” tekstuele  communicatie. Hoe meer kanalen “nieuws” kunnen twitteren, hoe meer er nog slechts 1 “officieel” nieuwsverslag (NOS app) wordt gevolgd, en natuurlijk online. Een totalitarisme van “waarheid”: echt nieuws (officiële medium) tegenover fake-news (iedere andere lezing). Hoe meer perfect geschoolde beleidmakers, hoe makkelijker een zekere president zijn “beleid” gewoon in steekwoorden kan Twitteren … Alsof de totale hoeveelheid ruis een constante is, zoiets als houten schepen : ijzeren mannen is als ijzeren schepen : watjes…

Copy-paste is de norm, als we iets maken en het valt niet direct op te schalen, doen we er niet toe. Maar juist de dingen die relatief lastiger toegankelijk zijn, relatief minder massaal zijn opgeschaald, lijken er toe te doen. Natuurlijk is ook een boek, een plaat of een uitgegeven spel al massaproductie. Indien de kunst van het ambacht erachter wordt verstaan, maakt een verhalenverteller, of muzikanten met live muziek, nog enorm veel dieper indruk. Zaken moeten rafelende randjes hebben, zo perfect mogelijk maar nooit ontdaan van echtheid en eigenheid, willen ze indruk maken. Met onze hedendaagse beeld- en geluidstechnieken kunnen we audio en video zo perfect maken, dat er vrees ik op termijn niemand meer naar luistert, kijkt, of zelfs van opkijkt. Zo verliezen we langzaam maar zeker steeds meer de relatie met leven, verwondering en kunst uit het oog, en raken we verloren in een copy-paste realiteit die zo kitsch en namaak is, dat we straks zelfs vergeten nog te verlangen naar echt contact. Het lijkt wel een wetmatigheid, hoe meer verdund het medium, hoe minder impact de inhoud. Momenteel zijn we en-masse begonnen de communicatie met collega’s op te schalen. Bij het online werken zien we onszelf voortdurend ook als derde (en tweede) persoon in beeld. Dit maakt ons zowel eerste als derde/tweede persoon en zal ongetwijfeld veel nieuwe stoornissen en/of ”oplossingen” genereren. Misschien gaan we onszelf presenteren als Avatars, wisselen we onze eigen of elkaars stemmen met deep-fake technieken, zodat ik spreek met de stem van Trump …

Maar verbondenheid moet vanuit de eerste persoon in kleinschaligheid plaatsvinden. Zo hoorde ik Frank (de verhuizer) tegen een collega fluisteren “Het lijkt me geweldig hier, lekker gamen, zou Victorine me nog willen adopteren?”

vrijdag 13 november 2020

Jantje Extreem

Als kind noemden mijn ouders me soms Jantje Extreem, waarmee ze me verweten dat ik nogal digitaal, of zwart-wit dacht. Mijn verdediging was dan dat dialectiek een bewezen efficiënte methode is in waarheidsvinding. Ondertussen denk ik daar minder zwart-wit over…

Van Corona kunnen we ondanks dat het een heel naar virus is, veel leren, met name van de wereldomvattende disbalans die het teweeg bracht. Kennis is nuttig. Er is veel geschreven over de kansen om na de crisis tot een beter (duurzamer) evenwicht te komen. Echter, het valt me tijdens deze crisis vooral op dat als iemand een andere mening had, of sceptisch was (is) over een “feit”, dit direct werd gekoppeld aan complot-denken. Hiermee werden de “reguliere” denkbeelden boven elke – redelijke en onredelijke – twijfel verheven. Dat is gevaarlijk. Want juist bij onverwachte gebeurtenissen, zoals het nieuwe Corona virus, is altijd aanvankelijk onvoldoende kennis. Door te snel assumpties als “feiten” vast te leggen, wordt de hoogstnoodzakelijke reflectie – de ideation fase – buitenspel gezet. Maurice de Hond, bijvoorbeeld, werd al snel door de officiële partijen en media als “gekkie” aan de kant gezet toen hij in maart/april stelde dat luchtvochtigheid een rol speelt bij de verspreiding van het virus, die volgens hem vooral door de lucht plaatsvindt. Dat onderbouwde hij begin april – natuurlijk onvoldoende, want ook voor hem was er te weinig data – door de dan bekende wereldwijde uitbraken te plotten op een klimatologische kaart. Met de toename van interesse in zijn zienswijze bij zijn blogpubliek, groeide bij de officiële (media) instanties de afkeer tegen dit “alternatieve” model en diverse keren werden zijn publicaties met waarschuwingen als desinformatie terzijde geschoven. Nu, 7 maanden later is er echter niemand meer die gelooft in de WHO/RIVM “waarheden” van het eerste uur en is het “nep-nieuws” van de Hond uit maart/april jongstleden ongeveer de officiële wetenschappelijke waarheid geworden. 

Zeker wil ik geen beschuldigende vinger uitsteken, iedereen heeft continu gehandeld en gesproken naar eer en geweten. Bovendien had De Hond er net zo goed naast kunnen zitten (en bracht hij het zeker ook wel wat als een “Jantje Extreem”, voor mij heel herkenbaar). Wel is het mechanisme van waarheidsvinding en polarisatie interessant. Hoe zit dat?

Digitale kennis en analyse genereert soms ten onrechte een gevoel van veiligheid en voorspelbaarheid, waardoor we juist in onvoorspelbare tijden niet meer inzien dat de waarheden van gisteren de leugens van vandaag kunnen worden, en dat de leugens van gisteren vandaag alsnog waar kunnen zijn. Artificiële intelligentie werkt fantastisch als er heel veel data (Big Data) beschikbaar zijn. Patronen die voor de menselijke waarnemer verborgen zijn, worden door slimme patroonherkenners ontdekt, waardoor bijvoorbeeld Google op grond van zoekmachineanalyse een verkoudheidsgolf eerder “ziet” dan epidemiologen, of de NS op grond van reispatronen op elk uur van de dag “weet” hoeveel reizigers er komen en dus voldoende treinstellen kan inzetten. In de wereld van grote hoeveelheden data kan op “historie” vertrouwd worden. Onze wereld wordt steeds grootschaliger, en dat bepaalt mede het grote succes van AI. Maar het onvoorspelbare, de toevallige wendingen, of zoals wiskundeprofessor Nassim Taleb het noemt, de Zwarte Zwanen, vallen vrijwel volledig buiten het voorspelbare, soms zelfs buiten het voorstelbare. En juist die kleine gebeurtenissen met enorme gevolgen - Corona, George Floyd – bepalen ons leven. In de woorden van George Michaeal “turn a different corner and we never would have met”. Als jouw ouders net gestoord waren voor dié ene geslachtsgemeenschap, was jij er nooit geweest. Of als ik niet was uitgenodigd voor die ene lezing, waren Victorine en ik deze week niet 21 jaar getrouwd!.

Taleb deelt gebeurtenissen met betrekking tot voorspelbaarheid in vier kwadranten in, van kwadrant 1 - Mediocristan waar voorspellen veilig is en het leven simpel en modellen dus werken – tot kwadrant 4, ofwel Extremistan (onvoorspelbaar, domein beheerst door zwarte-zwanen). De successen van datawetenschap (AI, machineleren, etc.) betreffen het eerste kwadrant, maar gelden niet in het vierde kwadrant, waar ze volgens Taleb wel ten onrechte een gevoel van veiligheid en voorspelbaarheid geven. En terugkijkend heb je natuurlijk altijd gelijk. Als iemand een afschuwelijke moordenaar is geworden, zien we terugkijkend altijd waardoor dat is gekomen. Maar als deze persoon een één-eiige tweelingbroer blijkt te hebben, een liefdevolle echtgenoot en vader en een gerespecteerd burger, is het onmogelijk je direct na de geboorte voor te stellen wie wie zou worden. Onze neiging om gebeurtenissen in Extremistan achteraf verklaarbaar te maken – conspiricy of “wetenschap” - is feitelijk altijd een verhaal, en geen feit. En in het vierde kwadrant – Extremistan – werken modellen uiteindelijk niet, wetenschappelijke en conspiricy modellen beide evenmin. Maar waar denkt u dat we de meeste behoefte hebben aan zulke verhalen, in Mediocristan, of in Extremistan? Inderdaad, het domein van de Jantjes E. Dus laten we onze medeburgers die het ook niet weten en naar simpelere modellen grijpen niet altijd zo hard veroordelen! 


 


vrijdag 6 november 2020

Digitaal vaardig: meer talig dan technisch!

Je hoort het tegenwoordig veel, de overheid zou moeten investeren in digitale vaardigheden, om de bevolking voor te bereiden op de steeds meer digitaal wordende (virtuele) “werkelijkheid”. Het klinkt logisch en vanzelfsprekend, maar dat is het bij nader onderzoek zeker niet zonder meer. Wat is digitale vaardigheid? Is dat beschikken over de 21century skills? En is dat dan een technische vaardigheid, of veel meer een talige vaardigheid? Volgens de rijksoverheid (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/taal-rekenen-digitale-vaardigheden/digitale-vaardigheden) ben je niet digitaal vaardig als je niet goed kan omgaan met een computer, waardoor je vooral sociaal makkelijk op achterstand raakt en, bijvoorbeeld, niet op tijd in contact kan treden met de gezondheidszorg, of een uitkering kan aanvragen. Hierdoor heb je veel meer kans op ziekte en werkloosheid. Maar komt dat dan omdat mensen computers niet snappen, of omdat ze door bijvoorbeeld armoede, of heel zwaar lichamelijk werk doen niet in de omstandigheden zitten om zich een goede moderne computer of tablet te kunnen permitteren en er ervaring mee op te doen? Want computers zijn zo ongelooflijk simpel om mee om te gaan bijvoorbeeld in vergelijking met een naaimachine, om maar een iets te noemen, dat je daar echt geen techneut voor hoeft te zijn. Bij voorkeur zelfs niet, want de meeste zorg gaat juist uit naar leerlingen in de lagere technische (en zorg) beroepen, zien we op dezelfde site. Om met een computer bezig te zijn (of op de sociale media bezig gehouden te worden) hoef je beduidend minder goed te kunnen lezen dan om een boek te lezen. Veel informatie wordt uitgebeeld, op YouTube, bijvoorbeeld, je kan werkelijk overal wel een instructiefilmpje over vinden. Ergens met de muis of vingers op klikken, zie ik niet als een meer technische handeling, dan bijvoorbeeld aan het koord van het toilet trekken, of de lichtschakelaar indrukken. Een wasmachine bedienen is een stuk ingewikkelder (technischer), en de naaimachine vraagt een technisch inzicht dat hooguit op het niveau staat van de computerprogrammeur. Dus daar gaat het bij digitale vaardigheden niet om*. Wat is er dan wel aan de hand?

Onderzoek van PISA (Programme for International Student Assessment), een internationaal vergelijkend onderzoek naar kennis en vaardigheden in lezen, wiskunde en de natuurwetenschappen van 15-jarige scholieren laat zien dat we in 2018 met wiskunde aan de top staan (net achter China en een paar andere Aziatische landen). Op het gebied van leesvaardigheid staan we echter enorm laag (behoorlijk onder het gemiddelde). Volgens dit rapport loopt een kwart van de Nederlandse 15-jarigen kans op laaggeletterdheid, jongens meer dan meisjes. Opvallend is tevens dat, hoewel mannen in de traditioneel technische beroepen nog steeds zeer sterk oververtegenwoordigd zijn, 15-jarige meisjes beduidend beter zijn in de natuurwetenschappen. Natuurlijk was het vroeger zo, dat als een jongen op school niet goed kon leren, hij naar het lager technisch onderwijs ging en daarna eventueel kon opklimmen naar het middelbaar of zelfs hoger technisch onderwijs (een meisje ging naar de huishoudschool). Techniek was dus, gechargeerd, voor de cognitief zwakkeren, althans zo werd het gezien. Dit is natuurlijk onzin, schoolvaardigheid heeft met hele andere dingen te maken dan slim of dom. Maar in wat we nu als “technisch” zien (natuurwetenschappen) blijven jongens met hun zogenaamde “technisch” brein, behoorlijk achter: alleen in wiskunde scoren jongens en meisjes gelijk, natuurwetenschap en taal doen meiden beduidend beter dan jongens. Het PISA rapport laat tevens zien dat Nederlandse 15-jarigen goed zijn in het digitaal ophalen van informatie, maar dat ze relatief slecht zijn in het begrijpen van deze informatie en nog slechter in het evalueren en erop reflecteren. Tja, ligt daar dan wellicht het diepere probleem?

Laten we eerlijk zijn, opgroeien in een wereld waarin iedere stap die we zetten via bijvoorbeeld de sociale media enorm kan worden uitvergroot, is niet eenvoudig. Eén verkeerde foto of ongenuanceerde reactie kan jaren later nog in je nek springen. En of we willen of niet, we leven steeds grootschaliger. Dat daarbij naar houvast wordt gezocht is begrijpelijk (conspiracy theories). En de waarheden van gisteren zijn niet zelden de desinformatie van vandaag en omgekeerd. Het woord “Digitaal” verwijst naar het tellen op de vingers, naar het kunnen innemen van slechts een beperkt aantal concrete waarden en daarin is de nuance van onze werkelijkheid slechts in beperkte mate te vangen. Digitaal vaardig kan betekenen dat we ook ons gevoelsleven en denken simplificeren, reduceren tot een beperkte set discrete toestanden, “waar” of “niet-waar”, feit of desinformatie. Maar het kan ook betekenen dat we verder leren kijken dan onze schermpjes en devices en de nuance leren zien tussen waar en onwaar en vooral, tussen vandaag en morgen. In digitaal zit ook het woord taal (Oud Fries en Engels: tale, vertellen, tell; Oud Saksisch: tala) en zo zijn tellen en vertelsel al sinds de middeleeuwen aan elkaar gebonden. Hoe dan ook, met techniek heeft het niet zo veel te maken als in eerste instantie gedacht, met taal des te meer!

*Laaggeletterden zijn geen digibeten. De meerderheid beschikt over een computer en heeft internet (bron: HR-kiosk nl) en volgens de overheid is 70% van de laaggeletterden digitaal vaardig, wat het ook moge zijn.


Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...