Ongetwijfeld ben ik niet de enige, die zichzelf ondertussen niet
meer kan zien, in dat kleine vierkantje in het beeldscherm bij het vergaderen
via Teams of Zoom. Ik probeer niet naar mezelf te kijken, naar hoe anders ik
beweeg, lach, of praat dan ik dacht dat ik dat deed. Met weerzin constateer ik dat
ik veel meer op mijn vader lijk dan ik dacht, ondanks dat ik gek op mijn vader
was. Hij is niet veel ouder geworden dan ik nu ben. Door de flinke vertraging hoor
ik regelmatig mijn eigen stem, wederom ontluisterend. Zal ik grijpen naar
virtuele oplossingen? Blurren, “photoshoppen”, deepfake, avatars? Daarmee is
het probleem niet opgelost. Integendeel, daarmee raken we nog verder af van
“ouderwets” overleggen. Hoe zit dat?
Doordat ik mezelf zie deelnemen aan samenwerking en sociale
interactie, ben ik op een andere manier betrokken dan wanneer ik vanuit mezelf
de wereld tegemoet treed. Nu zie en hoor ik mezelf werken, en langzaam maar
zeker ben ik me daar een mening over gaan vormen. Is dit samenwerking? Is dit
überhaupt werken? Vanuit de eerste persoon ging het over de inhouden
(onderwerpen), of medespelers in die samenwerking. Jezelf als derde (en zelfs een beetje tweede) persoon
zien roept vragen op als: Waarom doen we dit? Is dit nu echt werken? En als
collega’s hun achtergrond gingen vervagen, voelde dat steeds meer alsof ze me
niet wilden laten zien waar ze leefden, alsof ik geen onderdeel mocht vormen
van hun “echte” leven. Alsof we allemaal in de Truman story zijn
beland, en de anderen na de “draai-dag” naar huis gaan, maar ik de enige ben
die dat niet weet. Met een charmeoffensief probeerde ik dat af en toe te
doorbreken, door net voor de vergadering te praten over mijn huis en mijn
werkkamer, en dan de camera op te pakken en ongevraagd mijn omgeving te laten
zien. Soms resulteerde dit in dat een collega ook zijn of haar omgeving in
beeld bracht, en dat voelde goed. Maar ondertussen heb ik ook al met collega’s
gesproken die zichzelf algoritmisch wat mooier hebben geprobeerd te maken, en
dan natuurlijk in een virtuele (nep) omgeving.
Natuurlijk maakt make-believe altijd al een
substantieel deel uit van werken in hogere functies. Met de online
werkelijkheid is de grens tussen werkelijk en make-believe verder vervaagd.
Mijn angstige vermoeden is dat dit door zal gaan. Net zoals we op de sociale
media vooral de extreme blije (of woedende), vrolijke (of dieptrieste) aspecten
van ons bestaan delen, zal ook in online samenwerken meer en meer
“digitalisering” en dus polarisatie plaatsvinden: waar, of onwaar, goed, of
slecht. Hierbij zullen we ons zelfbeeld vervangen door een algoritmisch op maat
gemaakte avatar, en ook een gekozen stem zal real time onze eigen stem
vervangen. Naast dat collega’s (en studenten) niet meer bij ons binnen kunnen
kijken, kunnen ze dan ook onze stem niet meer horen, en, kom op, als er iets
privacy is, is het wel ons gezicht, dus dat moet ook niet voor iedereen altijd
zichtbaar te zijn.
Help! Voor mij is dit “a brave new world”, een nachtmerrie en
ik snap niet goed waarom we het zo ver laten komen. Gewaarschuwd zijn we echt
al eeuwen! Neem de filosoof Michel Foucault (1926-1984), die beschreef hoe de
macht van centraal (vorsten) via decentraal (politie, bazen) naar continu (je
bent overal zichtbaar) en uiteindelijk eigencensuur
is gebracht (iedereen houdt continu zichzelf in de gaten). Of George Orwell,
die in 1984 liet zien hoe een door technologie grootschalig geworden wereld,
een big brother zou genereren (internet, sociale media censuur, etc.) die precies
de machtsbeheersingsfilosofie realiseerde waar onder meer Foucault (en meerdere
filosofen voor hem) het over hadden (of voor waarschuwden). We vinden ons en
vooral onze digitale technieken het toppunt van intellectuele superioriteit,
maar het is tevens helaas het toppunt van stupiditeit en door grote denkers is
er ook al heel lang voor gewaarschuwd. Ook hier weer … polarisatie!
Maar dan denk ik dat het toch goed is, dat deze online
revolutie zal leiden voor een herwaardering voor eerlijk werk, voor ambacht. Nu
willen we onze kinderen graag zo hoog mogelijk (universitair) opgeleid krijgen,
maar als we gaan inzien dat de meesten daarmee in een virtuele schijnwereld
belanden, krijgen we vast meer waardering voor ambachtsmensen, die echt met
elkaar voor elkaar en de leefomgeving zorgen. Brood moet je blijven eten, en
virtuele broden zijn absoluut niet voedzaam, vandaar dat ze vooral rupsjes Nooitgenoeg
in Nevereverland voeden! De MBO’s krijgen vast meer toestroom, want op een
nepwereld raak je vanzelf uitgekeken. Toch?