donderdag 29 september 2022

Vier populistische statements tegen het licht (degrowth deel 1)

Aan alle kanten lopen we tegen de grenzen van wat wij als bronnen van de planeet opeisen, en wat de planeet ons kan bieden. Eerst wat cijfers. We produceren wereldwijd enorm veel, in 2050 zal de totale mensgemaakte massa (asfalt, kunststof, beton etc.) het dubbele zijn van de planetaire organische massa. Van de 9 planetaire grenzen zoals vastgesteld door het Stockholm Resilience Centre is er 1 veilig (Ozon), zijn er 4 overschreden, 3 bijna overschreden en is er van 1 grens nog de status niet vastgesteld. De Earth Overshoot day was dit jaar 28 Juli (toen hadden we wereldwijd net zoveel bronnen gebruikt als de planeet in 1 jaar kan genereren, in Nederland was het nog veel eerder: 12 april (als iedereen op de wereld zou leven zoals de gemiddelde Nederlander). De Dutch Natural Capital Day (als iedere Nederlander het alleen met de Nederlandse Bio-capaciteit zou moeten doen) was al op 9 februari. Voor veel andere “ontwikkelde” landen in Europa, zijn de cijfers vergelijkbaar.

Leuke cijfers om even tegen het licht van een aantal populistische statements te houden.

  • 1.     Nederland voor de Nederlanders.

Overal ter wereld worden grondstoffen gedolven die wij hier omzetten in economie, bijna 11 van de 12 maanden moeten we onszelf, onze fabrieken en al onze activiteiten/vermaak voeden vanuit ecologische bronnen buiten Nederland. Feitelijk niet Nederland, maar de hele wereld voor de Nederlanders!

  • 2.     De “gewone” Nederlander heeft recht op zijn/haar welvaart.

Waarom zou de “gemiddelde” Nederlander recht hebben op meer welvaart dan alle andere wereldburgers? Wij hebben voor die “gewone luxe" al op 12 april (na 3 maanden en 12 dagen) alle bronnen gebruikt die de planeet in 12 maanden kan produceren. Aangezien de hele wereld de planeet voor een jaar heeft uitgeput op 28 juli (dus na bijna 6 maanden), nemen wij veel meer dan de gemiddelde wereldburger. We hebben daarmee dus ook een aanzienlijk groter deel in de vervuiling, vermindering van biodiversiteit en klimaatverandering, onder meer door de omzetting van organisch materiaal in mensgemaakt materiaal. Gaan we daar dan ook de “gewone” Nederlander de rekeningen van presenteren?

  • 3.     Nederland zit vol, geen asielzoekers er meer bij.

Vluchtelingen kloppen bij onze grenzen aan bijvoorbeeld omdat hun wereld ontregeld is door droogte, oorlog (vaak om bodemschatten voor onze energiebehoeften), waar wij dus een meer dan gemiddeld aandeel in hebben (zie 2). Nederland voor de Nederlanders houden betekent dat we hier precies 1 maand en 9 dagen kunnen leven, en de rest van het jaar zelf op de vlucht zouden moeten.

  • 4.     Ons Nationaal opleidingsniveau is superieur.

Bijna  de helft van de Nederlanders tussen 25 en 65 is hooggeschoold (HBO of Universiteit, zie https://digitaal.scp.nl/ssn2018/onderwijs/). Met zoveel landgenoten die hebben leren verbanden te zien, is het moeilijk te begrijpen waarom we de schuld van onze eigen overvloedige levensstijl neerleggen bij opkomende economieën (voorheen Derde wereldlanden), omdat ze niet langer kunnen of willen voorzien in onze behoefte naar welvaart.

Welvaart en welzijn zijn heel verschillende zaken. Als er één cultuur is die dat uit het oog is verloren, dan is het wel de onze. Als zaken niet meer kunnen zoals ze gingen, moet de vraag zijn Hoe dan wel? En bij iedere activiteit die we aanvangen – onafhankelijk of het traditioneel of innovatief is – dienen we ons de vraag te stellen Wat gaan we niet meer doen? Waar houden we mee op? Nu komt er telkens meer bij, zoveel, dat we ondanks dat we bijna met 8 miljard mensen op aarde zijn, toch tekort aan arbeidskracht ervaren, in zeer veel sectoren. Wellicht kunnen we sectoren sluiten, er gewoon mee ophouden. Populisten spelen in op gevoelens van behouden, of zelfs terug naar de fase dat de meeste van ons onbewust waren van de roofbouw die we op onze planeet (en Derde Wereld) pleegden. We dachten dat de bomen tot in de hemel groeiden. Er is één vraag die we ons steeds vaker moeten gaan stellen: wat gaan we niet meer doen? Volgende week verder met Degrowth, van welvaart naar welzijn.


vrijdag 23 september 2022

Systemen (laaggeletterdheid deel 2)

Vorige week vertelde een Amerikaanse visiting professor dat in veel staten in Amerika het vak van leraar niet meer zo in trek is, waardoor het niet meer lukt om iedere klas een eigen leraar te geven. Als ik terugdenk aan hoe ik 12 jaar geleden als docent begon op de academie waar ik nog steeds werk, en dat vergelijk met de nieuwe collega’s die deze maand begonnen zijn, is er enorm veel veranderd. In één woord: systemen! Natuurlijk is de Coronapandemie daarbij een grote facilitator geweest, we werken nu hybride, zowel online, als versnipperd in veel minder druk bevolkte schoolomgevingen. Digitaal is onze communicatie ook veel meer versnipperd, niet meer via 1 mailaccount, maar via vele kanalen van Teams tot mail, van Whatsapp tot LinkedIn etc. Waar we zijn, wat we doen, wordt dan weer via andere software en rapportagesystemen van uur tot uur geregistreerd, en in zelfs in de klas zijn wij als docent niet meer de enige “autoriteit”, we mogen concurreren met online colleges en kennisclips van soms wereldberoemde collega’s, die 24 uur per dag op het internet voor onze studenten en collega’s beschikbaar zijn.

 

Verbinding, het ervaren van autonomie (regie) en eigen competentiebeleving – drie aspecten die steevast met werkmotivatie ook in het klaslokaal worden geassocieerd – zijn er daarmee anders uit komen te zien. Of dit alles direct samenhangt met het gegeven dat het steeds moeilijker lijkt te worden om genoeg docenten aan te kunnen trekken (sommige lagere scholen in bijvoorbeeld Amsterdam zijn overgegaan naar 4 schooldagen per week in de hoogste klassen vanwege het lerarentekort, Nationale onderwijsgids, 2022), weet ik niet, maar ik kan me er wel van alles bij voorstellen. 

 

De techniekfilosoof Jacques Ellul (1964) ging zo ver om te stellen dat het zoeken naar toepassingen en profijt, groei en kapitalisme een gevolg van technologisering is en dus niet de oorzaak ervan. Ellul stelde dat een wetenschappelijk-industrieel complex simpelweg innoveert waar het kan innoveren en ontwikkelt waar het kan ontwikkelen, zonder op voorhand in overweging te nemen wat de maatschappij aan de zo ontstane producten zal hebben, laat staan wat de ongewenste bijeffecten en gevolgen zullen zijn, die onvermijdelijk altijd ontstaan. Systemen om zaken makkelijker te maken, bijvoorbeeld, groeien vaak uit tot een verhoging van de administratieve druk op gebruikers, en op een sterke focus op meetbare (vaak getalsmatige) aspecten, waardoor onbedoeld de niet meetbare aspecten – de magie – uit het oog dreigen te verdwijnen. Daarbovenop worden veel systemen inderdaad onbeproefd geïmplementeerd, soms met veel tegenzin van de gebruikers. In het machtsspel dat volgt, kan vervolgens door de tegenzin en soms ronduit tegenwerking van die gebruikers, zo’n systeem onhandig doorontwikkeld worden, waardoor het uiteindelijk maar beperkt doet waar het toe is ontworpen, maar vooral een blok aan het been wordt. De documentaire Dodelijke Zorg over het in veel ziekenhuizen gebruikte elektronisch patiënten dossier (EPD) vormt een triest voorbeeld. 


In de documentaire geven artsen aan dat ze nog maar de helft van het aantal patiënten van voor de ingebruikname kunnen behandelen, door alle vinkjes en administratieve rompslomp in het onhandige systeem. Bovendien gaat veel informatie bij het vele handwerk van overtypen verloren (het systeem werkt niet goed samen met andere EPD's), wat soms zelfs mensenlevens kost (vandaar de titel dodelijke zorg). De documentaire eindigt met de opmerking dat het merendeel van het geld bedoeld voor gezondheidszorg niet gaat naar directe patiëntenzorg, maar naar grote systeemeigenaars, zoals ICT bedrijven, vastgoedbeheerders en grote farmaceuten.

 

Zoals in genoemde documentaire staat de macht van grote systemen regelmatig het werkplezier in de weg van professionals zoals artsen, verpleegkundigen en leerkrachten. En deze systeemmacht groeit en groeit, overal worden we door systemen gevolgd en in de gaten gehouden – met camera’s, door controlesystemen, door zoekmachine-interacties op het internet. De digitale kruimels die we via onze smart devices achterlaten, zijn data- goud in de systemen, om meer te verkopen, om nog meer systemen op te tuigen. Bijna hoef je alleen maar aan een nieuwe badkamer te denken, of je krijgt de reclames al op je beeldscherm. En denken, dat kunnen de systemen beter. Gedefinieerd in termen van de systemen, dreigen we allemaal laaggeletterd te worden. Flip the classroom software, Google Learning. Wie wil nog aan deze wedloop tot robotgedrag deelnemen? Leerkrachten lijken welhaast overbodig! Ik snap wel waarom ze afhaken!


Ellul J. 1964. The Technological Society. New York: Vintage Books

2Doc: Dodelijke zorg KRO-NCRV 15 september 2022 Onderzoeksdocumentaire over de invloed van falende software in Nederlandse ziekenhuizen

https://www.nationaleonderwijsgids.nl/basisonderwijs/nieuws/62633-meerdere-scholen-zullen-vierdaagse-lesweek-invoeren-vanwege-lerarentekort.html

vrijdag 16 september 2022

Te weinig laaggeletterden?

Afgelopen maandagavond ben ik naar een prachtige Theaterstuk "Laaggeletterdheid" geweest georganiseerd door het lectoraat-ggz-en-samenleving (domein G&W) van Windesheim over laaggeletterdheid. Victorine en ik reden om 18:30 samen met onze dertienjarige dochter Dorinthe naar Hedon in Zwolle, een centrum waar ik vele levens geleden (begin jaren ’80) met mijn toenmalige band Jim Rensson & the Crew ooit zelf optrad.

Wat was het een prachtige avond! Na een korte inleiding van onderzoeker dr. Merel van Mansom, waarbij zij opmerkte dat 18% van de Nederlanders laaggeletterd is, dus ook in de stad Zwolle (wat neerkomt op bijna 25000 inwoners alleen al in Zwolle) kwamen 4 toneelspelers op, die elk afwisselend een rol als laaggeletterde aannamen (schoonmaakster, monteur, thuiszorg, zonder beroep met de dagelijkse zorg voor een vrouw na een CVA) en als (hoog-geletterd) professional (huisarts, onderwijzer, teamleider techniek, schuldhulpverlener). In de communicatie tussen professional en laaggeletterden viel vooral de ingewikkelde papieren (en digitale) systeemwerkelijkheid op, waarin mensen hulpvragen, of andere vormen van communicatie moeten zien te initiëren. Het recept wordt bijvoorbeeld digitaal online naar de apotheek gezet, zodat u het digitaal kunt autoriseren en vervolgens ophalen. Met alle goede bedoelingen praten de professionals daarbij finaal over de “laaggeletterden” heen, die overigens een prima begrip van hun eigen werk en leefwereld hadden (laaggeletterdheid en domheid zijn verschillende dingen).

Onze wereld is enorm complex, met enorm ingewikkelde (al dan niet digitale) systemen – vaak aanvankelijk bedoeld om het makkelijker te maken – die om ze goed te beveiligen, AVG-proof te laten zijn en juridisch ook nog goed af te dichten voor een geletterd mens al ingewikkeld zijn. Om bijvoorbeeld in een projectmanagement systeem een vinkje te zetten, moet je eerst op je telefoon een dubbele autorisatiecode invullen. Maar voor mensen die prima korte zinnetjes kunnen lezen, en ook in de (met op zich twijfelachtige algoritmes) supermakkelijk gemaakte en gepersonifieerde sociale media omgevingen die Big-Tech bedrijven als Google en Meta (Facebook) bieden, prima hun weg kunnen vinden (of die van adverteerders, of andere betalende stakeholders), kunnen met de houterige overheidssystemen en beveiligingen vaak totaal niet uit de voeten. Overigens las ik ergens dat zelfs onze premier liever eenvoudige diensten voor telecommunicatie verkoos boven de super beveiligde overheidsdiensten (voor mails, SMS, etc.), maar dat terzijde.

Voor mij was de conclusie dan ook vooral dat we het inderdaad in onze samenleving veel te moeilijk hebben gemaakt. Wat mij betreft hoeven we niet zozeer aan de laaggeletterden weer een verdienmodelletje koppelen (leven-lang leren), hoe aantrekkelijk ook, maar moeten we voorkomen dat straks niemand de wildgroei aan steeds meer ingewikkelde systemen met dubbele en driedubbele autorisatie en bakkenvol jargon nog begrijpt. Ik denk dan ook dat 18% laaggeletterdheid simpelweg te weinig is, pas als 50% van de mensen tot de groep behoort gaan we misschien eindelijk deze systemen aan de kant gooien. Waar is duurzaam leven in menselijke verbinding? Als dit zogenaamd laaggeletterdheid is, en onze systemen zo complex zijn, lijkt het er eerder op te wijzen dat we onze prioriteiten voor mensen en hun nut drastisch verkeerd hebben gesteld. Des te schrijnender dat juist de zogenoemde laaggeletterden – net als in het theaterstuk – nu juist dat oh zo belangrijke werk doen, de handen uit de mouwen, en niet zich verstoppen achter moeilijke titels, die volgens David Graeber in het boek BullShit Jobs vooral moeten verhullen dat de drager daarvan feitelijk nergens echt bijdraagt. Onder mensen met een lage sociaal economische status (SES) komt laaggeletterdheid (nu nog) vaker voor dan onder mensen met een hogere SES. SES kan je verhogen door iedereen zo hoog mogelijk te scholen (naar een bulshitjob met maatschappelijk aanzien: hoge SES). Wellicht beter is drastisch meer waardering te hebben (qua status, beloning en sociaal) voor de banen met het echte werk (Graeber noemt het de “shit” jobs). Kortom, een prachtige avond, met topspelers, en een mooie vormgeving van toegepast wetenschappelijk onderzoek!

Graeber, D. (2018). Bullshit Jobs: A Theory. New York: Simon & Schuster.

donderdag 8 september 2022

Bezige bijtjes, over ambachtelijk werk en opschaalbaarheid

Wij zijn bezige bijtjes. Met opgewekt gemoed en soms forse tegenzin, is het na gedane arbeid vaak goed rusten. Maar waarom doen we ons werk, waartoe en voor wie maakt het een verschil? Ja, natuurlijk, we werken omdat er geld op de rekening moet staan, omdat alles geld kost en we ons al werkend toegang tot dit “alles” kunnen verschaffen. Al werkend produceren we veel, direct en indirect. Van wat meer afstand kun je zeggen dat we door middel van onze arbeid als wereldburgers onze voetafdruk op de planeet realiseren. Juist crisismomenten zoals nu, met krapte op de arbeidsmarkt, bieden daarom uitgelezen kansen tot verandering, want veel van onze activiteiten zijn opschaalbaar en daarmee veel meer belastend voor onze planeet, dan “stuks” ambachten. Hoe zit dat?

Eerst “stuks” ambachten: om 2 keer zoveel te verdienen moet de tandarts ongeveer 2 keer zoveel behandelingen doen, of de bakker 2 keer zoveel broden bakken. Via reproductietechnieken (en later industrialisatie en daarna digitalisering) ontstond steeds meer opschaalbare arbeid. Een hit schrijven, is een mooi voorbeeld van ambacht en daarna opschaalbaar werk, een lied bedenken, spelen en opnemen op de harde schijf, is ambacht, maar bereikt hooguit een paar mensen. Indien je met goede contacten en marketing het tot een wereldhit weet te maken, heb je feitelijk niet meer werk aan het liedje zelf besteed, maar bereikt het wel een veel groter publiek: de hit staat op veel meer geluidsdragers, of in the cloud etc, en is dus veel meer belastend. De koppeling tussen ambachtelijk werk en resultaat/succes is losgezongen van de kwaliteit van het werk. Marketing/verkoop en tientallen schakels tussen ambacht en succes zijn van belang geworden, om de “loterij” tussen song en succes te beïnvloeden. Greaber spreekt van “BullShit Jobs” (BSJ; 2019). Een enkel idee of product kan miljoenen keren gekopieerd worden, wat veel materialen vraagt (bijvoorbeeld opslagcapaciteit in the cloud) of, als het bv om flessenopeners gaat of “AliBabi-rotzooi” kunststof, plastic of ander mensgemaakt materiaal (dat nu al meer massa heeft dan al het organische materiaal op de planeet!).

Stuks werk is niet “bigger than life”. In een huiskamer met demente ouderen gezelligheid brengen, door daar te zijn, te zorgen, behandelen, of een gesprek te voeren met een ander, een stukje lopen met een eenzaam mens, of van een omgewaaide boom een mooi meubelstuk maken, dat zijn allemaal vormen van niet opgeschaald mensenwerk. Hoewel, de verleiding lonkt: een goed gesprek posten als podcast, TikToks van kleine activiteiten online plaatsen. Dit laat zien hoe graag we groter dan ons fysieke leven zelf willen zijn, en waarom opschaalbaar werk zo aantrekkelijk is (al is het deels een loterij).

De crisis. Anders gaan kijken naar opschaalbaar werk, herwaardering voor ambachtelijk “stuks” werk (zonder via apps en smart technology op te schalen), zou bepalend kunnen zijn voor waar we de schaarse arbeidskracht het liefst willen laten werken, als we tegelijkertijd de planetaire voetafdruk niet nog verder willen laten toenemen. Zorg verlenen aan de oude mevrouw in het verpleeghuis, is niet op te schalen, tenzij we met meer techniek gaan werken, bijvoorbeeld zorgrobots. Maar dat mondt erin uit dat de verzorgenden KPI’s zullen gaan invullen op afstand, en verzorging en amusement op afstand zal worden aan en uitgezet, en door smart devices zal worden gerealiseerd. Met andere woorden, het werk wordt schaalbaar gemaakt en daarmee absoluut minder in directe (niet-schaalbare) menselijke verbondenheid.

Ooit was alle muziek die je hoorde het directe gevolg van ambachtelijk “stuk” werk, er bespeelde iemand een instrument. In de negentiende eeuw ontstond de mechanisatie, ponskaarten (draaiorgels en piano’s) en daarna grammofoonplaten. Van ambacht (spelen en opnemen, de Shit) een hit te maken (de BullShit in Graeber’s woorden) vereist tientallen opschaalbare werkers: adviseurs, consulenten, agents, marketing experts. Zij doen de “shit” (het ambachtelijk werk) niet zelf maar trachten de loterij te beïnvloeden. Graeber schat in dat meer dan 70% van alle banen BSJ’s zijn! Naar mijn mening is oog hebben voor ambachtelijk werk en dan niet direct filmen, online zetten en zo dat stukwerk assimileren in het concept van opschaalbaarheid, een belangrijk instrument om arbeid weer duurzaam te maken en af te stemmen op de ecologische (in plaats van economische) kwaliteiten van onze wereld. Maar, eerlijk is eerlijk, ook ik ben een bezig bijtje, en schrijf om groter dan mijn leven te zijn. Ook ik hoop dat mijn blog veel gelezen wordt!


donderdag 1 september 2022

Verlichting nu?

Sorry, ik kon het niet laten, om nog een blog te wijten aan dat prachtige boek over de ontwikkeling van de mensheid (the Dawn of Everything) van Graeber en Wengrow. Maar dan eerst even over een boek, dat ik moet ik toegeven ook in de kast heb staan, maar dat door Graeber en Wengrow met de grond gelijk gemaakt wordt, het boek Verlichting nu. Hierin tracht Steven Pinker met behulp van tientallen tabellen met statistische gegevens bijvoorbeeld over de kans om beroofd (of vermoord) te worden nu en in het verleden, aan te tonen dat humanisme en vooral wetenschap de mens in een steeds betere en leefbaardere wereld heeft gebracht, vanaf de Verlichting in de 17de eeuw, tot vandaag de dag. Ontwikkeling, van simpel, primitief en gevaarlijk, naar meer complex en veiliger.

Pinker is niet de enige die gelooft dat de mensheid via rationaliteit tot een (bijna) paradijselijke staat op aarde kan komen. Zeker sinds de evolutie-ideeën van mensen als Lamarck en Darwin in de 19de eeuw verbreid raakten, is ons geloof in de evolutie van de mensheid van primitief naar een eindpunt als ontwikkelde wereldburgers, ongeveer zoals nu, het dominante kader om onze geschiedenis te bezien: van jagen/verzamelen in nomadische stammen, via de neolithische revolutie met landbouw als gevolg, en vervolgens steden met specialisatie/ambacht, en weer later industrie, tot de tegenwoordige digitalisering en een globale verstedelijkte wereldorde. Van wilden, via barbarisme tot civilisatie. Leven-lang leren, blijven ontwikkelen, al deze hedendaagse interesses sluiten naadloos aan op een soortgelijk achterliggend evolutie/ontwikkelingsparadigma. 

Het boek van Graeber en Wengrow laat zien dat dit beeld niet met de antropologische en archeologische feiten overeenkomt. Zo werd de domesticatie van gewassen (graan, mais) en dieren (varkens) - de grondslag voor “landbouw” – in een soort daktuintjes door grotendeels de vrouwen van jagers/verzamelaarsgemeenschappen gedurende duizenden jaren in “steden” ontwikkeld. De stad kwam dus niet na de landbouw, maar andersom. De eerste ambachten werden in die eerste steden door de vrouwen in huis ontwikkeld, waaronder (kook)kunst en nijverheid. Ze laten in het boek tevens zien dat regelmatig een nieuwe generatie in een samenleving besloot om de vorm van bestuur te veranderen, bijvoorbeeld wel of juist niet top-down regelgeving in introduceren, of weer af te schaffen. Er is lange tijd de vrijheid geweest om te mogen experimenteren en/of kiezen voor een bepaalde of andere (nieuwe) samenlevingsvorm. Ze spreken in het boek dan ook van 3 basisvrijheden, naast genoemde vrijheid ook de vrijheid om zich ergens te mogen vestigen, of juist weer te verder te trekken en de vrijheid om een ander die bevelen geeft te mogen gehoorzamen of negeren. In onze complexe samenleving zijn we alle drie deze basisvrijheden kwijtgeraakt, zo stellen ze. Op een enkeling na, zijn we allen gevangen in het systeem, en gaan onze dromen hooguit over de grootte van onze cellen. 

Wij kunnen ons moeilijk een samenleving voorstellen die fundamenteel anders is dan de onze, waarin bijvoorbeeld 1, 2 of zelfs alle 3 geschetste basisvrijheden weer toegestaan zijn. Het proces van arbeid is de mediërende verbinding tussen samenleving en milieu/natuur, en aangezien daar flink wat mis mee is, is het via arbeid dat de samenleving zal moeten transformeren, bijvoorbeeld door krimp (degrowth). En, zo tonen ze aan, er is hoop, in het verleden zijn samenlevingen regelmatig die de vrijheid om een techniek wel of niet te gebruiken (opnieuw) instelden. Een voorbeeld is een Midden Amerikaanse pre-koloniale samenleving die het wiel niet meer gebruikte (krimp), maar alleen nog in kinderspeelgoed toepasten, zodat de kennis niet verdween en eventueel nieuwe generaties de keus hadden om het wiel weer te gebruiken (basisvrijheid keuze samenleving).

De hedendaagse wereldorde is niet bepaald een succes is. Hier halen ze hard uit naar Pinker. Verlichting bracht klimaatcrisis, onvrijheid en een zeer gevaarlijke bedreiging van de biodiversiteit en daarmee de natuur, waar we altijd zelf onderdeel van blijven. Het mag zo zijn, dat een gemiddelde Europeaan nu minder kans heeft om slachtoffer te worden van een misdrijf dan bijvoorbeeld 100 jaar geleden. Maar, zo stellen ze, te weten dat er mensen zijn die het heel erg vinden als jij slachtoffer wordt van zo’n misdrijf, geeft een heel ander soort gevoel van veiligheid en verbondenheid, dan de statistische veiligheid van Pinker. En meer dan ooit leven we geïsoleerd, vaak geïsoleerd, in “virtuele bubbels”, of eenpersoons cellen.


Ik ben er weer! Een jaar geleden hield het op. Als je spreekt van hoofd en hart, was ik volledig gaan samenvallen met mijn hoofd. De verbind...